VERBETERING VAN DE YEEBOERDERIJ. {Vervolg van bladzij 110.)

Algemeene eigenschappen. Gezond en goed gevormd, sterk zonder plomp en grof van beenderen , vroolijk en tevens goedaardig. De kleur van het haar doet er niet toe, zeggen sommige veehandelaars; desniettemin hoort men dikwijls zeggen: dat is een mooie bonte koe, die is een dukaat meerwaard om het haar. Helder zwartbont, roodbont, vaalbont, witte beenen en halve witte staart (de pluim), lijn zacht haar, de zwartbonte niet al te sterk gekleurd, de vaalbonfe, muis- en krulvaal, niet al te donker glanzig, de roodbonte niet kastanje bruin, maar meer geelrood, overgaande in het roomgele en zoogenaamde zilverkleurige, zijnde gezochtste kleuren. Lichaamsdeelen: fijne, niet te groote kop, fijne, gebogen horens, groote, heldere, diepliggende, goedaardig, vrouwelijk uitziende oogen. Vochjige, koude, breede neus, met wijd opene neusgaten, in verband met een diepe, breede, goed gezonde borst en ferme ademhalingswerktuigen, dat zijnde stoompijpen, om de werking der bloedzuiveringsmachine de longen en het hart te ondersteunen en in beweging te brengen, dat is eene der eerste vereischten vaneen gezond en sterk lichaam. Hals en nek niet te lang en te dun, vol inde schouders overgaande, schoft breed en zwaar gespierd, vol bij het begin van den rug aansluitende; achter de schouders langs de eerste ruggeworvels, moet het spiervleesch sterk ontwikkeld zijn, de voorrib is eender beste stukken vleesoh van het geheele dier. Goed gevuld achter de schouders, zoodat do schoft een plat vlak vormt, is eender schoonste deelen van een goed gevormde koe. Eng niet scherp, recht zonder hooge staartwortel. Eibben rondgebogen, buik tonvormig, noch afhangende noch opgetrokken. Breede, volle lendenen en ruime flanken , ronde billen, zich ver naar beneden uitstrekken de, de zitbeenderen wijd uit elkander, vol en breed kruis, de heupen goed bedekt, vleeschrijk en afgerond, niet scherp uitstekend. Losse, weeke, gemakkelijk in plooien te brengen huid en groot, fijn behaard uier, met vier goed melkgevende tepels. Eegelraatige, breed uitgestrekte melkspiegels en zware, kronkelende raelkaders. Kustig temperament en goeden eetlust. Dit zijn zoo wat de algemeene kenteekens van eene goede koe. Om nu de veehoerderij te verbeteren stellen wij als eerste voorwaarde: geen kalveren aanfokken, afkomstig van slechte, zelfs niet van middelmatige koeien. Kalveren die bij de geboorte niet in alle opzichten goed zijn, moet men tot alle prijzen verkoopen , zulke dieren zijn het voeder niet waard. Heeft men zelf geen goede koeien, en kan men dus ook geen goede kalveren verwachten, geen nood, de koemelkers in en bij de

120