VERBETERING VAN DE VEEBOERDERIJ.

Gevolgelijk. Volwassen vee . . . 9X6 = 54 3jarige 3 x 4 = 13 pinken . 3X3 =: 9 75 X 190 = 14,250 K.G. hooi. Staltijd gerekend 190 dagen. 9 X 5 = 45 3X5 = 15 3X3= 9 69 X 190 = 13,110 K.G. haver- enroggestroo. Voor strooisel kan men rekenen op 3 K.G. per stuk, en per dag, dus met de kalveren 18 X 3 X 190 = 10,360. Voederstroo en strooisel 13,110 *+■ 10,360 = 33,3 j0 K.G. 9 X 20 = 180 3xls= 45 3XIO = 30 355 X 160 = 40,800 K.G. hakvruchten. Voedertijd gerekend op 160 dagen. 10 X 3=2 O X 190 = 3,800 K.G. haver ±BO H.L. 10X1 =lO 3 X 0,5 = 1.5 11,5 X 190 = 3,185 K.G. lijnkoek. 3 X 1 = 3 X 190 = 570 K.G. raapkoek. Nadat wijde hoeveelheid van de verschillende voedselstoflen berekend hebben, die gedurende den staltijd benoodigd zulten zijn, zullen wij nog moeten berekenen, hoe het in dit voederrnengsel staat met de verhouding van het stikstof'houdende en het stikstofvrij voedsel, dat xs het eiwit tot de koolhydraten en van het vet- tot het eiwit gehalte. De kennis hiervan maakt den grondslag uit van eene beredeneerde veevoeding, en moet door iederen veehouder gekend worden, wil hij de hoogst mogelijke voordeelen van zijn veeboerderij trekken. Dr. Julius Kühn stelt als de voordeeligste verhouding voor melkkoeien. A. Stikstofhoudemle tot stikstofvrij voedsel = 1 : 5.6 en B. Vet tot eiwit (stikstofhoudende) = 1 : 3.1 A. Voor mestvee in het begin der mesting = 1 : 4.5 en B. Vet tot eiwit =l:3 A. Tweede tijdperk = 1 : 4,1 B. Vet tot eiwit =1: 2.8 A. Derde en laatste tijdperk der mesting =1 : 4.3 B. Vet tot eiwit =1:35 Hieruit ziet men, da.t het voedsel voor mestvee aanmerkelijk krachtiger moet zijn dan voor melkkoeien, en wel, dat in het tweede tijdperk van vetmesting het krachtigste voedsel moet worden gegeven. Loopt de verhouding te ver uit elkander, dan gaat een van beiden onverteerd door het ligchaara van de koe en komt inden mest terecht. Niet alleen dat hierdoor een gedeelte van het voedsel tegen mestwaarde wordt weggeworpen; maar bovendien raakt het vee er door

123