TURFSTROOISEL, EEN SURROGAAT VOOR DE HEIDEPLAGGEN.

En de hoofdoorzaak van dezen betrenrenswaardigen toestand ? ach, de eene haalt er zijne schouders voor op, een andere keurt het af, doch geeft toe dat het wel niet anders kan; dooreen derde wordt het verdedigd als een noodzakelijk kwaad, en zoodoende wordt nog steeds de natuur op barbaarsche wijze tegengewerkt. Het veld berooven van heideplaggen, ziedaar het groote kwaad. Om zich in dezen van de waarheid te overtuigen, behoeft men slechts een uitstapje te doen vanuit een of ander heidorp of gehucht het veld op. Hoe nader bij de huizen, hoe armer, hoe treuriger ziet het veld er uit; inde naaste omgeving der dorpen is het veld letterlijk van alle humus, van alle levende planten beroofd, niets blijft er over dan grijs onvruchtbaar zand. Yerder op wandelende ontwaart men leven, al is het slechts korte heide en daaronder eenige humus. Nog al verder, heide in vollen groei, en hier en daar zelfs in ’t wild verspreide eiken struiken en dennen, op enkele plaatsen zelfs eene niet onbelangrijke humuslaag en tusschen de heide begroeid met mos. Waren alle bewoners van heidorpen zoo verstandig, dat zij nimmer meer een voet op het veld zetten, met het doel het veld van plaggen te berooven, in betrekkelijk weinige jaren zou de natuur den weg bereiden voor de hout-cultuur. Met betrekkelijk weinig kosten zouden uitgestrekte heidevelden in welige bosschen kunnen worden herschapen. Overal waar geen oerbanken worden gevonden of waar deze van geringe dikte zijn, zouden met goed gevolg en met weinig hulp van menschen dennenbosschen kunnen worden aangelegd. Waar de oerlaag te dik is, zou deze natuurlijk gebroken moeten worden, ten einde die velden met akkermaalshout te bepoten. De natuur is steeds bereid en hulpvaardig, overal waar zij door den mensch niet wordt tegengewerkt. Arme bosschen, arme heidevelden, waar en zoolang de boerderijen op boschstrooisel en heideplaggen gebaseerd zijn. Wanneer zal die tijd aanbreken, dat de zandboer zich hiervan onafhankelijk zal maken? Naar het mij voorkomt, wordt thans daarvoor de gelegenheid aangeboden. Door het inden laatsten tijd inden handel gebrachte turfstrooisel, grauw veen, turfmolm, turfstrooisel, hoe men het noemen wil. Wat men door turf, turfmolm of turfstrooisel verstaat, is algemeen bekend. Minder algemeen bekend is de wording der venen. Het hier bedoelde turfstrooisel is afkomstig van hoog veen, de hooge venen wel te onderscheiden van de lage venen. Wij zullen ons dus bepaleu bij de vorming der hooge venen. Ten einde ons vaneen en ander een duidelijk denkbeeld te kunnen vormen, zullen wij het veen in verticale doorsnede voorstellen. A. Diluviale zandbodem, de grond waarop het veen gevormd is. B. Smeerlaag of zoogenaamde speklaag; deze laag is gevormd van planten , gelijk thans nog inde laagten op hooge zandgronden gevonden worden. Fijn haargras en andere zure grassen, stuifzand en organische bestanddeelen van de omliggende hooge gronden, af-

34