LANDBOUW- ONDERWIJS.

Rieden in tal van voorbereidende vakken onderwijzen, en bovendien de boerderij tot modelboerderij maken? Dit is niet te begrijpen. , ’t Maandblad van de H. M. v. L. werd eerst de leeftijd van 12 Jaar als geschikt voor deze vakscholen genoemd, later die van 15—18, gemiddeld dus 16 jaar. Aanleiding vond zij daartoe in de fermes-écoles in Frankrijk, die uitsluitend zijn gewijd aan de Jandbouwpraktijk; verder inde fermes mobiles , gewijd aan zuivelbereiding. Dit kan goed werken, maar dan moet de maatschappij ftlet denken aan theoretisch onderwijs. Onderwijs op dergelijke inlichtingen alleen voor zuivelbereiding b.v. kan vruchten dragen. De ’Hstellingen van vakscholen zijn in Denemarken ook mislukt, wijl *iien theorie met praktijk wilde vereenigen. Doch wat is voor Nederland dan te doen? Spr. wenscht dat aan aen, die de Eijkslandbouwschool niet kunnen bezoeken en voor wie (leze inrichting dus niets kan doen, het landbouwonderwijs thuis 'v°rde gebracht; daartoe moesten „omgaande leeraren” worden aan-Sesteld, doch dit moeten zijn goed in het vak bedreven menschen, Juist niet zulke die een examen hebben afgelegd, maar die ’t recht hebben mee te praten. En zoo zijn er. Dezen moeten optreden aD raadgevers der landbouwers en met de locale omstandigheden bp de hoogte zijn. In Friesland geschiedt dit door dr. Gabel. In lerland men moge den naam eenigszins belachelijk vinden beeft men „de zuivelschool op wielen”. In Eijn-Pruisen bestaan 6 zoogenaamde winterscholen, waar alleen ’s winters een cursus over Oudbouw wordt gegeven, doch ze geven weinig, daar inde zomermaanden grootendeels vervliegt wat ’s winters is geleerd en dus herhaling bij den aanvang van ’t volgende jaar noodzakelijk is, 2°odat men uit den aard der zaak niet ver komt en van wetens°happelijk onderwijs geen sprake kan zijn. Spreker kwam ten slotte tot het resultaat: I°. dat meerdere bereiking der rijkslandbouwschool niet moet worden gezocht in ingrijpende verandering in het programma, ten minste nu nog niet; het ls intusschen van zeer hoog belang, dat deskundigen kennis nemen van de inrichting, dooreen bezoek aan de school; 2°. dat de school §een onderwijs kan geven inde eigenlijke praktijk van den landbouw ; kan dit door particulieren geschieden, goed; door vakscholen, benemend; de onderwijzer te plattenlande kan ook wat doen, mits jJ zelf behoorlijk is voorbereid; 3°. dat het onderwijs van omgaande ®eraars ook zeer gunstig kan werken. Hij eindigde met den wensch, jat men niet door allerlei uiteenloopende plannen een vruchtbaar aiidbouwonderwijs onmogelijk zou maken. De Hr. Jongkindt Coninck verklaarde zich daarop bereid omtrent landbouwonderwijs ieder die ’t verlangde inlichtingen te geven. De heer Bosker van Yroomshoop meende, dat de rijkslandbouw- genoeg kan doen voor de verspreiding van landbouwkennis. (j0 jongelieden die hier worden gevormd komen uit alle streken lands en kunnen, met kennis verrijkt thuisgekomen, in hun geboorteplaats veel doen. i heer Cremer van Oosterbeek was van oordeel dat door de elangrijke rede van dr. Salverda de vraag over landbouwonderwijs, aarover vier nommers van het programma loopen, als afgedaan kon

133