BIJ DEN AANVANG VAN HET NIEUWE JAAR.

langstelling de gelegenheid openstelt. Wisselen van gedachten leid tot de waarheid. Een punt mogen wij ten slotte niet onaangeroerd voorbijgaan. _ Praktisch ervaren landbouwers! Zijt gij inde gelegenheid kenni8 te maken met jeugdige, wetenschappelijk gevormde landbouwkuß' digen, zoek zooveel mogelijk vriendschappelijken omgang met he® aan 'te knoopen. Zulke jongelui hebben uwen steun als prakticu® noodig. Doch ziet hierbij niet over ’thoofd, dat ook gij veel, heo veel van die jongelui kunt leeren. Beiden hebben elkanders hulp noodig, praktijk en kennis van 00 hulpwetenschappen zijn onafscheidelijk voor het drijven van rationeelen landbouw. Dat de vaderlandsche akkerbouw en veeteelt, bosehkultuur e® groenteteelt door vereeniging van praktische en wetenschappelijk0 kennis bloeie! Opdat ook wij Nederlandschc landbouwers in deze’’ tijd van vooruitgang, voor geen volk ter wereld onderdoen. Da is onze wensch. VOORSTEL BETREFFENDE DE VERBETERING DE ZUIVELBEREIDING IN ONS VADERLAND. dcoii Ij. BROEKEMA. (1) In ’t jaar 1880 wTerd door het Hoofdbestuur der Geldersob6 Maatschappij van Landbouw aan eene commissie van 3 lede®’ bestaande uit de Heeren H. M. Hartog, W. F. K. Baron va Verschuer en D. H. Maas opgedragen, een onderzoek in te steil6* aangaande de vraag: welke maatregelen er genomen kunnen word6®’ om onze zuivelproducten een beteren naam op de buitenlandse® markten te bezorgen. , ’t Rapport van genoemde Heeren werd ingediend op de 100 gemeene Vergadering van het Bestuur, in November van dat te Arnhem gehouden, (zie Mededeelingen en Berichten der Geld01’ sche Maatschappij van Landbouw, 1881, blz. 4) en werd verder t0 beoordeeling gezonden aan de verschillende afdeelingen. Daar h0 ’ begin 1881, ook in onze Afdeeling Neder-Veluwe ter sprake kvra®® maakte ik mij deze gelegenheid ten nutte, rijpelijk over de a®j gewezen middelen na te denken. De indruk, dien het rapp maakte, was uitstekend, in zooverre als de weg, dien de zuw'0f bereiders hebben te volgen, daarin zeer goed was afgebakend, i®a tevens deed zich bij mij de vraag op: is het meerendeel onz zuivelbereiders wel in staat dien weg te bewandelen? Op verzoek van den Voorzitter onzer Afdeeling, deelde bezwaren, die ik op onze Vergadering had ter sprake gebracht die daar algemeene instemming hadden gevonden, schriftehjk m6 0 aan het Hoofdbestuur, dat mij de eer bewees, ze op de vergaderi®0 (1) Deze belangrijke voordracht is overgenomen uit het Verslag van het 35e bOll bouw-Congres, in Juni jl. te Wageningen gehouden.

4