DE LEIDING EN BEHANDELING ONZER WOUDBOOMEN.

wikkelingsgang en groei ook de hunne, althans daar, waar geene uitwendige invloeden daarin verandering aanbrengen. Het lagere gedeelte van den stam is ouder en het moet dus wel zwaarder zijn dan het hoogere stameind en evenzoo moeten ook wel, indien zij behouden bleven, de lager zittende takken het zwaarst zijn en de grootste uitbreiding bezitten, terwijl zij naar boven allengs afnemen, waarbij dus als vanzelf die pyramidaalachtige vorm ontstaat, hierboven reeds genoemd als de normale. (Wordt vervolgd.) STALMEST EN KUNSTMEST. dook H. BOSKER. (Vervolg van bladzij 71.) Nog moeten wij opmerken, dat wanneer het zaaizaad te diep, dat is s—lo centimeters diep inden grond wordt gebracht, de eerste knoop wel inde korrel gevormd wordt; ook groeien daaruit wel eenige wortels, doch het stengeltje groeit met een dun stijltje inde hoogte, en aan de oppervlakte inden grond wordt een tweede knoop gevormd die dan de eerste geheel moet vervangen. Uit dien tweeden knoop groeien nu wortels en spruiten, terwijl de eerste knoop met de eerste wortels spoedig afsterven; hierdoor wordt het uitstoelen dikwijls drie of vier weken vertraagd, hetwelk in vele gevallen een belangrijken, nadeeligen invloed op den oogst ten gevolge kan hebben. Dit is een punt hetwelk de aandacht der landbouwers overwaardig is. Hieruit blijkt hoe nadeelig het is het zaaizaad te diep inden grond te brengen; ’t is tijdverlies en de tijd is ook voor de planten zeer kostbaar. Daarom vooral is een goed rijenzaaiwerktuig, waarmede het zaad op bepaalde diepte inden grond gebracht kan worden, zeer aan te bevelen, liever zou ik zeggen onmisbaar. Plantenvoedsel, en hoe dat voedsel door de planten kan ivorden opgenomen. Dat de wortels de eigenlijke werktuigen zijn der planten ter op' neming van het voedsel uit den grond, valt niet te betwijfelen, doch in welken vorm kunnen de planten voedsel opnemen? Hetzij wij het land bemesten met stalmest, hetzij met hulpmest, zóó als wij ze inden grond brengen, kunnen de planten die stoffen niet als voedsel opnemen. Stalmest moet rotten, geheel ontbinden en oplossen; ook de handelsmeststoffen, voor zooverre deze van organischen oorsprong zijn, zooals beenderenmeel, Peru-guano en visch-guano, vleeschmeel, gedroogd bloed, wollen stoffen en meer andere. Deze hebben langoren of korteren tijd noodig om te rotten, voor dat het plantenvoedsel in oplossing overgaat, vandaar dat dezn meststoffen langzaam werken. Alle plantenvoedende stoffen moeten opgelost of gasvormig zijn, om door de planten te kunnen worden opgenomen; vele scheikundige omzettingen en verbindingen moeten daartoe voorafgaan. Het is voor vele landbouwers mogelijk niet’

84