boteehakdel te MII.

Dat de landbouwers te Mil en St. Hubert nog al iets van dien dorren zandgrond weten te halen, kan blijken uit de hoeveelheid boter, die wekelijks aan de markt komt. Yolgens marktberichten in de' Graafsche Courant is de aanvoer en prijs geweest: 15 September 2273 kilogr., prijs ƒ 0.96—1.38. 22 » 1894 » , » " 0.96—1.48. 29 -/ 1928 » . – " 0.94—1.40. 6 Octobcr 2065 « , " » 1.10—1.44. Ten slotte moet ik nog doen opmerken, dat de boter ongezouten aan de mijn wordt gebracht, en wel op verlangen van de opkoopers. Princepeel, 14 October ’B3. H- BOSKER. MAR AANLEIDING VAN DE IN 1884 TE AMSTERDAM ÏE HOUDEN INTERNATIONALE LANDBOUWTENTOONSTELLING. door C. J. M. JONGKIND! CONINCK. Het is een niet te loochenen verblijdend verschijnsel, dat ook in Nederland de belangstelling inden Landbouw, de veehouderij, de zuivelbereiding en de meest belangrijke onderdeelen van dien uitgebreiden en, ’t zij voor de zooveelste keer herhaald, voornaamsten tak van volksbestaan bij de belanghebbenden gaandeweg toeneemt. Nederland komt in deze wel weer wat achteraan, maar toch, goed beschouwd, niet zóó erg, als men het, bij vergelijking met andere landen, dikwijls en bij voorkeur wel wil doen voorkomen. Noch in ons land, noch in andere staten behoort de landbouwende stand tot den meest voortvarenden; laat ons hopen, dat het „langzaam gaat zeker” inde toekomst werkelijkheid worde; vergeten we echter niet, dat het waarlijk geen kwaad kan, het „haast u langzaam” toe te passen, en laten wij in elk geval er naar streven, zooveel mogelijk den verloren tijd in te halen. 1884 biedt daartoe voor Nederland eene schoone gelegenheid aan, en wel inde eerste plaats door dein dat jaar te houden Internationale Landbouwtentoonstelling en de daaraan verbonden wedstrijden. Wij hebben die hoven alles te danken aan de mannen, die het plan ontwierpen, maar tevens ook aan de sympathie, waarmede het door de landbouwers, vertegenwoordigd door hunne maatschappijen en vereenigingen, begroet werd, en eindelijk aan den financiëelen steun, door Regeering en Volksvertegenwoordiging verleend. In vele naburige staten is men gewoon, dat door den btaat het initiatief genomen wordt; in Nederland is men, vooral waar het den Nederlandschen landbouw geldt, in dit opzicht waarlijk niet verwend. Ik herinner mij nog levendig het antwoord van den toenmaligen Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, Jhr. Klerck, toen ik in het najaar van 1879 met den voorzitter der Hollandsche Maatschappij van Landbouw eene ruime aanvroeg, om onzen Nederlandschen veestapel en onze zuivelbereidingsproducten op de in 1880 te Londen te houden Internationale tentoonstelling waardig te doen vertegenwoordigen: „Indien blijkt, dat de belanghebbenden de zaak werkelijk van belang achten, en dit door voldoenden finan-

164