LANDBOUW EN WETENSCHAP.

tentoonstelling geen practisch nut steekt; om die met eene kattententoonstelling te vergelijken is ongepast. lets nieuws en zeker zeer verrassend, was de ontdekking, dat werktuigkunde geen wetenschap is. De Heer Nauta beweert namelijk aangetoond te hebben, dat wetenschappen den practischenlandbouwer niet baten, en hij zegt zes regels verder, dat aan de werktuigkunde en nog iets later, dat aan de communicatiemiddelen de vooruitgang van den landbouw zou te danken zijn: „Wie reimt sich das zusammen”? Bij liet bespreken der verschillende wetenschappen moet eerst de meteorologie het ontgelden. Dat deze in don zeer korten tijd, dat ze wetenschappelijk beoefend wordt zulke goede resultaten gehad heeft, dat men met eenige zekerheid een paar dagen vooruit het weer kan voorspellen, is bij den oogst niet genoeg te waardeeren; dat men er hst onmogelijke van vordert is haar schuld niet. Bij de bespreking der botanie ben ik herhaaldelijk inden lach geschoten als ik las van ijzer-, koper- en phosphorusplanten. Dat de diensten die zij en met haar de zoölogie, aan den landbouw bewezen heeft, zoo totaal worden genegeerd, is bewijs genoeg dat de schrijver zelf niet het minste begrip van het gewicht dier wetenschappen heeft. Dat astronomie voor den landbouwer van groot gewicht is zal wel geen mensch beweren, ik zou dit punt dan ook niet aanroeren,, als onder hare vlag niet de Hoordsche zaden er van langs kregen. Dat het feit herhaaldelijk is geconstateerd, dat zaden uit noordelijker streken afkomstig, betere oogsten geven, schijnt de heer Nauta niet gelezen te hebben. Bij de scheikunde eindelijk speet het mij te moeten zien, dat de gewichtige diensten, die door haar op het gebied der voeding, zoowel als op dat der bemesting aan den landbouw bewezen zijn, waaraan zooveel bekwame mannen tijd en arbeid hebben opgeoiferd,. eenvoudig ineen hoek geduwd werden. Het is waar, dat er nog vele, zeer vele duistere punten zijn, maar men mag vooronderstellen, dat deze van jaar tot jaar minder zullen worden, wanneer zooals nu zich hoe langer hoe meer krachten er aan wijden. Verscheidene landbouwers zien dan ook het nut der scheikunde beter in dan de heer Nauta dit doet, en hun aantal neemt snel toe, zooals o. a. de groote toename van analyses bewijst, die op het Rijks Proefstation voor de landbouwers gedaan worden. Met kwaad is het gecursiveerde „de teelaarde, de wezenlijke bron der plantenvoeding” in tegenstelling met de noot „de plant zet de anorganische stof om in organische”. Hieruit volgt mijns inziens dat teelaarde, anorganische stof is. Trouwens het is reeds lang bewezen, dat de teelaarde niet de wezenlijke bron der plantenvoeding is. Dat de dieren hun voedsel prepareeren was mij behoudens enkele uitzondering nieuw; voor zoover mij bekend, eten tijgers en consorten hun vleesch rauw, terwijl ook onze wilde planteneters, het voedsel niet gekookt vinden. Wat eindelijk de toelichting betreft, die is alles behalve dat, maar schijnt een welkome gelegenheid den volke te overbluffen, met eene massa ware en onware feiten, te hooi en te gras bij elkaar gehaald.

107