LANDBOUW EN WETENSCHAP.

Personen als de Heer Nauta, die misschien op ander gebied zeer goed thuis zijn, moesten er zich niet aan wagen, stukken te puhliceeren op een terrein, waar ze hoogstens een glimlach kunnen behalen. Wageningen, April 1884. j\ j). KOBUS. Naschrift, Beide bovenstaande stukken konden tot ons leedwezen in N°. 5 van het Maandblad niet meer geplaatst worden. De inbond er van bewijst trouwens voldoende, dat de Schrijvers niet uit gebrek aan afdoende argumenten met een antwoord op de stellingen (?) van den Heer C S. N. behoefden te zuimen. Het tegendeel is eerder wraar, hier was '/I’embarras dü choix” zooals onze Eransche naburen zouden zeggen of, vrij vertaald: «keus baart smart.” De Schrijvers, die den door den Heer C. S. N. toegeworpen handschoen opnamen, hebben dan ook wijselijk slechts enkele der voornaamste bewijzen zeer vluchtig aangeduid. Voor een volledig pleidooi zou een geheelen jaargang van dit Maandblad geen ruimte genoeg aanbieden en onze lezers zullen zeker even als de Redactie de Schrijvers erkentelijk zijn voor den beknopten vorm, wraarin zij hunne opmerkingen ter nederschreven. Wie nog meer omtrent dit onderwerp wenscht te weten, kan dien wensch vervuld krijgen door lezing van het uitmuntende uit het Engelsch vertaalde opstel: //De Wetenschap en hare verhouding tot den praktischen Landbouw” in twee nrs (n°. 344 en 345, Mei) van Corten’s Landbouwkroniek, waarin de bewuste Lezing van den Hr. C. S. N. mede is opgenomen. Uit het laatste blijkt tot ons genoegen tevens, dat de kundige en bij uitstek praktische Redacteur van de Kroniek, die beter dan iemand anders tegenwoordig, door eigen aanschouwing met den toestand van den landbouwr inde verschillende streken van ous Vaderland bekend is, en die bij zijne talrijke voordrachten reeds sedert jaren gehouden, met honderden landbouwers en veehouders, vertrouwelijk van gedachten wisselde dat de Heer Gorten dus, het onderwerp even als wij belangrijk genoeg achtte, om er plaatsruimte aan te verleenen. Er sommige zaken waarvan het nut, hoe algemeen bekend en erkend ook, toch nu en dan eens weder in herinnering moet gebracht worden en in dit opzicht gelooven wij, dat de Heer C. Star Nauta een goed werk verricht heeft, door de aandacht te vestigen op het vele goede, dat wij aan het nadenken van meer dan gewoon begaafde mannen te danken hebben, al is hij schijnbaar voor zich zelf niet in alle opzichten overtuigd van de weldaden, die ons doordat nadenken ten deel vielen. De Heer C. S. N. is overigens zelf een ijverig bevorderaar van verspreiding van kennis in zijn kring en hij zal het zeker aan de Schrijvers van beide boven opgenomen verweerschriften niet euvel duiden, dat zij met geestdrift op hunne wijze het nut van kennis en wetenschap bepleiten. Ten einde dit onderwerp niet al te veel plaatsruimte te doen innemen zij hier slechts met een enkel woord vermeld, dat de Heer C. Star Nauta aan ons een schrijven deed toekomen aan het adres van den Heer P. Kok Ankersmit, wraarin hij vriendelijk dank zegt voor de uitnoodiging (op blz. 78 van ons Maandblad) om zich zelf dooreen bezoek bij genoemden Heer van de goede uitwerking der hulpmeststoffen te Apeldoorn te komen overtuigen, doch daarvan geen gebruik denkt te maken. Om volkomen overtuigd te zijn zou de Heer S. N. jaren achtereen op de plaats zelf het gebruik en de uitwerking der hulpmeststoffen moeten hebben kunnen nagaan Wij wijzen ten slotte nog even op het antwoord door den Heer Jules van Hasselt te Kampen in bet Dagblad -/De Amsterdammer”, op de hem eigene, welsprekende en overtuigende wijze aan den Heer Star Nauta gegeven, op den aanval van den laatste op de as. Internationale Landbouwtentoonstelling te Amsterdam, waarvoor de Heer v. H. tot krachtige deelneming aanspoort. Eindelijk herhalen wij nog eens dringend ons verzoek om inzending van dergelijke mededeelingen uit de praktijk zelve, als wij reeds van den Heer Kok Ankersmit en anderen voor het Maandblad mochten ontvangen. Wageningen, 20 Mei 1884. Eed.

108