IVKtJILING VAN GROEN VOEDER,

traagt dikwijls het tijdstip yan het binnenhalen eenige weken hetgeen juist uit het oogpunt yan behoud der voederwaarde groot nadeel ten gevolge heeft. Het inkuilen daarentegen, kan op ieder tijdstip naar welgevallen plaats vinden. Groen voeder, door den regen doornat geworden, kan men daarbij licht door het bij voegen vaneen weinig stroo inden meest doelmatigen toestand, wat het watergehalte aangaat, brengen. In dichte silo’s of kuilen is overigens het gevaar van te veel nat van veel minder belang dan dat van te veel droogte. _ Yoor ons tegenwoordig doel is het voldoende te weten, dat beide bij het ensilageproces zich laten corrigeeren. Dikstengelige gewassen, zooals vóór alles Maïs, Sorghum, maar ook de meeste groen afgesneden graansoorten, kunnen bovendien met met voordeel tot hooi gemaakt worden; wil men ze niet inkuilen, dan moet men hen groen vervoederen of van het groote voordeel afzien, dat met den verhouw van deze veel opleverende gewassen yoor eene intensieve veehouding verbonden is. Bij het vervoederen in groenen toestand bestaat de allergrootste onvrijheid, doordien men dan deze gewassen slechts ineen gegeven tijd van het jaar, namelijk dien, waarop het gewas de hoogst mogelijke voederwaarde bezit, vervoederen kan, d.i. met andere woorden: de bedoelde voedermiddelen nemen in het geheel slechts in hoogst geringe mate deel aan de verzorging der dieren met voederstoffen; want slechts een korte spanne tijds inden loop van het geheele jaar, is het bedoelde gunstige tijdstip werkelijk aanwezig. Doet men de zaak geweld aan, en voedert b.v. groene rogge een geheele maandlang, dan heeft men onvermijdelijk reeds bij het begin of bij het einde der voedering de grenslijn van het doelmatige overschreden, d.i. men heeft minder voedingsstoffen geoogst, dan men bij volledige vrijheid inde keuze van het tijdstip van den oogst zoude hebben kunnen verkrijgen, of ook, men heeft zijn akker niet tijdig genoeg vrij voor de op de snij rogge volgende Maïs, Tabak of wortelgewassen en heeft bovendien eene voedermassa van geringe verteerbaarheid. Deze onvrijheid ten opzichte van het tijdstip der ver voedering,' die bij de meest uiteenloopende soorten van voedergewassen bestaat, heeft men nu wel is waar daardoor trachten te ontkomen, om door varieeren van den zaaitijd ook het tijdstip van den oogst te varieeren, ten einde daardoor eenigermate tot een voortgezette voedering van een bepaalde voedersoort te komen. Deze methode, die geheel overeenkomt met die, welke men jaarlijks inde moestuinen ten opzichte der doperwten en peulen toepast, om zeer lang achtereen van deze smakelijke groente te kunnen genieten, is bepaaldelijk bp raardentandsmaïs in zwang, en men beveelt aan, om dit gewas perceelsgewijs, alle 8 dagen, van den 1™ Mei tot aan den 15en Juni ongeveer, uitte zaaien. Echter ook daarmede heeft men geen volle vrijheid gewonnen, maar slechts gelegenheid verkregen, om de voedering der dieren ongeveer twee maanden lang met groene maïs te rekken, om dan weder tot iets anders over te gaan. Yolle vrijheid wordt in deze richting eerst verkregen door de inkuilingsmethode, die alleen toelaat om alle dikstengelige voedergewassen, die voordeelig inde kuituur zijn, te zaaien wanneer dit volgens den algemeenen toestand van het klimaat eener streek 9*

131