lETS OVER DE ROEST IN DE HALMGEWASSEN.

Het op ijzerroest gelijkende poeder op de door deze ziekte aangetaste planten behalve de graangewassen ook op verscheidene langs de akkers groeiende grassoorten bestaat uit de bij miljoenen tellende , alleen met het mikroskoop te onderscheiden sporen (overeenkomende met de zaden van hooger georganiseerde planten) van eene Zwamsoort: Streeproest, Uredo linearis, ook veelvuldig Puccinia graminis genoemd. De woekerplant zelve bestaat uiteen eveneens mikroskopisch fijn draadweefsel, dat inde cellen der voedsterplant, b. v. de Rogge, voortwoekert en deze cellen vernietigt. Daarbij brengt zij dan tevens aan de oppervlakte der voedsterplant het bekende bruinroode poeder, de sporen, voort. Zeer opmerkelijk is de gedaanteverwisseling die de Streeproest ondergaat en die, in ruwe omtrekken geschetst, op het volgende neerkomt. Tusschen het evengenoemde bruinroode poeder, dat op gezonde en jonge planten op nieuw Roest voortbrengt, ontstaan daarvan verschillende en zwartbruin gekleurde sporen, met dikker wanden of huidjes, wintersporen genaamd, die den winter overblijven en in het voorjaar, o. a. met den mest op het land gebracht, ontkiemen en nieuwe sporen voortbrengen. Het opmerkelijke bestaat nu vooral daarin, dat deze laatste sporen niet, zooals men zoude vermoeden op de Rogge of op een ander halmgewas ontkiemen maar op een geheel andere plantensoort n.l. op de Berberisstruik en daarmede verwante heesters (b.v. ook op de Mahonia aquifolium). De zwamsoort, die zich dan hierop ontwikkelt, verschilt aanmerkelijk van die op de Granen, zoodat men dan ook vroeger, toen het verband, dat tusschen beide bestaat, nog niet bekend was, aan beide verschillende namen gaf. De door deze laatste Roest gevormde sporen zijn het, die in het voorjaar de eerste Roest op de Granen doet ontstaan, welke zich vervolgens maar al te snel vermenigvuldigt en verspreidt, vooral bij aanhoudend droog weder inden voorzomer, zooals in dit jaar. Een tweede roestsoort, de Uredo rubigo vera of Puccinia graminis, die mede, hoewel niet zoo veelvuldig op graangewassen voorkomt, ondergaat eene dergelijke gedaanteverwisseling; haar tweeden vorm treft men aan op verschillende planten uit de familie der Ruwbladigen (Boragineën) vooral op de Kromhals (Lycopsis arvensis). Het verband tusschen de Roest op de Berberis en die op de Granen is ontwijfelbaar, door zorgvuldige wetenschappelijke onderzoekingen van verschillende personen en evenzeer door beoefenaars der landbouwpraktijk bevestigd. Het mag evenwel niet verzwegen worden, dat even als vroeger, ook nu door sommigen getwijfeld wordt aan de onmisbaarheid der Berberis inde ontwikkelingsgeschiedenis der Roest. Er zijn streken waar zoo beweert men ten minste uren inden omtrek geen Berberisstruik groeit en waar toch op de verbouwde Granen Roest in groote hoeveelheid voorkomt. Even als in veel dei’gelijke gevallen moet men hier in de eerste plaats licht verwachten van opmerkers, die dagelijks in de praktijk op het vrije veld werkzaam zijn en die lust en roeping gevoelen om van hunne zijde het meer zuiver wetenschappelijk onderzoek van anderen te ondersteunen. Yoor zooverre onze kennis tot nog toe reikt, bestaan er geen

139