MAANDBLAD

VOOR DEN NEDERLANDSCHEN LANDBOUWER, ONDER REDACTIE YAN F. J. VAN PESCH, R. W. BOER en H. BOSKER. (Adres der Redactie te Wageningen.) 1885. N». 5. TIJD- EN STRIJDVRAGEN OP HET GEBIED DER VEEFOKKERIJ. Onder dezen titel hield de bij ons ook zeer bekende Duitsche Hoogleeraar Settegast te Berlijn, verleden jaar een voordracht waaraan de volgende opmerkingen ontleend zijn; 1) Nog altijd bestaan er onder deskundigen verschillende meeningen ton opzichte van de wetten, die bij de veefokkerij en wel voornamelijk bij het streven naar een bepaald doel dat men daarbij voor oogen heeft als geldig kunnen worden aangenomen. Dit mag echter geen oorzaak zijn om het onderzoek verder te laten rusten. Reeds nu gaf twijfel en strijd omtrent veel punten aanleiding tot ernstig onderzoek, dat op zijn beurt de kennis omtrent de genoemde wetten aanmerkelijk deed toenemen. Eeuwen lang vergenoegde men zich, om op het uitgebreide gebied der landbouwwetenschap eenvoudig over te nemen en uitte spinnen, wat reeds in lang verleden tijden door enkele scherpzinnige opmerkers was waargenomen. Aan Albreoht Thaer komt de eer toe, het eerst een landbouwwetenschap in het leven geroepen en voortdurend uitgebreid te hebben, die den geheelen Duitschen landbouw omvatte. Zijn vruchtwisselstelsel (zoo min mogelijk twee jareu achtereen hetzelfde of een gelijksoortig gewas op denzelfden akker) om slechts een enkel voorbeeld te noemen vindt ook thans nog overal bijval. Thaer hield zich daarbij geheel aan de ervaring en opmerkingen van zich zelf en van anderen, zonder zich tot gewaagde hypothesen en theorieën te laten verleiden. Zoo b. v. op het gebied der veefokkerij. Evenals de beroemde Engelsche veefokker Bakewell hield hij zich aan de feiten, die zich aan hem voordeden en maakte er gevolgtrekkingen uit, zonder eene bepaalde theorie samen te stellen, die alles meent te kunnen verklaren en alles ophelderen. „Dit viel niet inden smaak” zoo luiden letterlijk de woorden van Settegast „van Thaers tegenstanders, en kwam niet overeen met de neigingen van het „volk der Denkers” zooals een geestige Engelsehman de Duitschers genoemd heeft. Want in het karakter der Duitschers ligt onmiskenbaar de neiging tot hot doctrinaire, (1) Deze voordracht is in haar geheel opgenoraen in het «Hann. Land- und Eorstwirthsch. Vereinshlatt” n°. 27 e.v. jaarg, 1884. Maandblad. 5