TWEE BBMESTINGS-PKOEVEN VOLGENS GEOEQE VILLE.

per 100 kilogr. N°. 1. Super-phosphaat .... 1000 kilogr. a f 5 . . ƒ 50 Zwavelz. kali-magii. . . 1000 " » " 5 " 50 Chili-salpeter 800 >/ »" 21 . . « 168 Gips 1000 » »•» 3 . .■ • 80 ƒ 298 N». 2. Superphosphaat . . . . . 1000 * " 5 " 50 Zwavelz. kali-magn. . . . 1000 • « « 5 . . • 50 Gips ........ 1000 » » » 3 . . « 30 ƒ ISO N°. 3. Chili-salpeter 800 » ». »21 . . • 168 N°. 4 Nihil. De proeven nam ik met suikerwortels, bruine boonen, boekweit, rogge en aardappelen. Op n°. 1 waren de suikerwortels redelijk, maarte klein van stuk om de proef op een volgend jaar te herhalen. Op n°. 2 waren enkele plantjes opgekomen doch weer verdwenen, zoo ook op n°. 3, terwijl op n°. 4 geen plant was waar te nemen. Op n°. 1 werden de bruine boonen deels afgevreten door het wild, deels door vogels vernield, terwijl ze op n°. 2 en 3 wel opkwamen, maar zoo schraal dat ze weer verdwenen; op n°. 4 kwam geen boon op. Op n°. 1 was de boekweit tamelijk, maar niet zoodanig om de proef het volgend jaar te herhalen, op n°. 2 en 3 is al het zaad niet opgekomen, de opgekomene planten spichtig, op n°. 4 geen korrel opgegaan. Op n°. 1 liet zich de rogge goed aanzien, maar werd door het wild successivelijk afgeweid; op n°. 2 en 3 kwam ze op maar niet krachtig; op n°. 4 geen korrel. Op n°. 1 kwamen de aardappelen allen op, ontwikkelden zich vrij goed, op n°. 2 was do groei en ontwikkeling minder tierig, terwijl enkele niet opkwamen; op n°. 3 kwamen maar twee planten op die langzaam verteerden; op n°. 4 is geen plant opgekomen. De opbrengst der aardappelen per hectare berekend, was: Op 11°. 1, mud + 100 a ƒ 2.50 per mud .... ƒ 250 „ „ 2, . 7 40 „ , 2. . ”80 Uit het resultaat dezer proeven in 1872 genomen in het open veld, ziet men dat die vrij wel overeenstemmen met die van George Yille in uitgegloeid zand in potten genomen. Men ziet eruit , dat uit vier zouten zich eene volkomen ontwikkelde plant kan vormen, dat de minerale zouten alléén, of het stikstofzout alleen, geen volkomen ontwikkelde plant voortbrengen, dan alleen, wat de minerale zouten betreft, bij aardappelen en dat de onbemeste stukjes onder n°. 4 voorkomende, volstrekt onvruchtbaar waren vooralle vijf beproefde gewassen. Dat de aardappelen op n°. 2 nog 40 mud opleverden, vooronderstel ik, dat de stikstof daartoe noodig, door het blad uit den dampkring is opgenomen. Het volgende jaar 1873 heb ik, aangezien de rogge in 1872 zich goed liet aanzien, maar door het wild opgepeuzeld werd, de are waar in 1872 de aardappelen een redelijk resultaat hadden opgeleverd, voor winterrogge bestemd, na alvorens die are door dicht rasterwerk wildvrij te hebben gemaakt. Daartoe heb ik van die are bemest per hectare berekend:

121