HET SPOELINGMEEL EN DE RATIONEELE VOEDINGS-WIJZE.

raapkoek of zemels ware dit te verbeteren, als wanneer het rantsoen nog zelfs iets voedzamer wordt dan strikt genomen noodig zou zijn. 16 . voordacht is dit voorbeeld een weinig uitvoerig uitgewerkt. Men ziet er uit dat de becijfering niet zoo moeilijk is als zij op het eerste gezicht voor velen schijnen zal; zij is eene uitmuntende, en zooals men ondervinden zal, eene veel voordeel en zelfvoldoening opleverende bezigheid voor zondag-achtermiddagen en winteravonden! Een weinig „geven en nemen” bij de becijfering, evenals in bovenstaand voorbeeld geschied is, zal inde praktijk der voederbecijferingen wel steeds onvermijdelijk blijven, ook met e oog op de niet altijd gelijk zijnde samenstelling van eenig voedermiddel. (Men vergelijke en gebruike vooral de tabel volgens r° uhn °P blz. 110/11 van den Landhomv-almanak voor dit jaar). Maar ’t zij nog eens herhaald: dat kan nergens kwaad voor, te meer daar een praktisch veehouder, mocht hij zich bij berekening te erg vergist hebben, wel aanstonds als hij zijn vee het becijferde voeder oedient of laat toedienen, de vergissing zal bemerken. Ook al slaagt men inden beginne niet volkomen met de becijfering, dan nog is de daaraan bestede tijd niet verloren; reeds het nadenken alleen zal dikwijls reeds ' erandertngen inde voedering van het vee en daardoor meer of mindere verhooging van zuivere winst ten gevo ge ebben. Door onnadenkend voederen, zonder op een doelmatige samenstelling van het voeder te letten (eene juiste voedingsvernouding) kan men zeer gemakkehjk eenige rijksdaalders bij iedere koe m den winter verspillen of ook wel met groot nadeel voor de zmvere winst te weinig uitgeven, in beide gevallen dus verliezen. 6 e , r bedoelde rationeele wijze van voederen staat het al even zoo als met het boekhouden door den Landbouwer. Beide zijn oogs nuttige zaken, daarvan is men vrij algemeen overtuigd, maai eide zullen niet eerder algemeen in praktijk gebracht worden, voordat die weinige landbouwers of veehouders, welke het thans iee s oen, hunne ervaring publiek maken, hetzij ineen onzer landbouwraden, hetzij door mondelingsche mededeelingen aan buren of Dekenden. „Leermgen wekken, maar voorbeelden trokken”! Wie geeft eens het voorbeeld? Na deze uitweiding koeren wij tot het Spoelingmeel terug, n ce plaats van de 10 kgr. hooi in het boven uitgewerkte voorbeeld vaneen rantsoen voor eene melkkoe kan men ook nemen 7 kgr. ooi, kgr. stroo en 'Vi raapkoek. De voedingsverhouding van Eiwit en met Eiwit is dan 1 : 5,7. Of beter nog 4 kgr. hooi, gr. stioo, 20 kgr. mangelw., 4 kgr. Spoelingmeel en 1/2 lijn-0 laap- of aardnotenkoek. Heeft men geen mangelwortels dan kan b.v. dienen: 8 kgr. hooi, 4 kgr. stroo, 4 kgr, Spoelingmeel en 1/2 pn- of raapkoek. Alles voor 500 kgr. levend gewicht berekend; dus voor eene koe van b.v. 400 kgr. van ieder voedermiddel moet V-i minder genomen worden. Daar de verhouding tusschen Eiwit en niet Eiwit (kortheidshalve zoo uitgedrukt) in het voeder vaneen mestos of mestkoe ongeveer dezelfde is als in het voeder eener melkkoe, kan men van het laatstgenoemde mengsel (zonder mangelwortels) ook hier gebruik maken. In het midden van het tijdperk der vetmesting zou men Va kgr.

140