KRACHTVOEDER MIDDELEN.

den veestapel kon toebrengen. Was de waarde der Lactina f 7 a ƒ 8 per 100 K.G , dan zou het misschien, maar niet als kalvervoedsel, eene plaats onder onze voedermiddelen kunnen innemen, nu niet. Wat de Restorina aangaat, ook hiervan is de prijs ten opzichte van het gehalte aan voedingsstoffen te hoog, maar daar het meer als genees- en opwekkingsmiddel moet dienst doen, kan het misschien wel waarde hebben. De samenstelling was : 19.7 pCt. eiwit, 10 pCt. vet, 8.7 pCt. asch, 13 pCt. water, 4.6 rawvezel, 44 pCt. stikstofvrije extractstoffen. Nog onlangs zouden we een dergelijk product als de Lactina uit Engeland toegezonden krijgen, dat evenwel in het geheel geen opgang schijnt gemaakt te hebben. Ik bedoel Airy’s kalvervoedsel, dat volgens de circulaires nog geen cent per liter zou kosten, hoewel door eenvoudige berekening uit de gebruiksaanwijzing bij die circulaire gevoegd, reeds volgde, dat de prijs meer dan een cent was; dit was dus een eerste bedrog, maar daar niettegenstaande dit de prijs buitengewoon laag zou zijn, deed het me genoegen het mengseltje eens te kunnen onderzoeken. Het bevatte: 15.1 pCt. eiwit, 3.9 pCt. vet, 4.4 pCt. asch, 13.2 pCt. water, 7 pCt. ruwvezel, 56.4 pCt. stikstofvrije extractstof, kostte f 12.60 per 50 K.G. en was dus 3 a 4 maal te duur. Yan 50 K.G. werden bereid 1162 liter melkvervangende pap, waarin dus: 0.66 pCt. eiwit, 0.17 pCt. vet, 0.2 pCt. asch, 95.7 pCt. water, 0.3 pCt. ruwvezel, 2.45 pCt. stikstofvrije extractstof aanwezig waren , derhalve een mengseltje zoo slecht, dat het nog niet inde schaduw van de Lactina kan staan. Om dit evenwel niet te spoedig in het oog te doen vallen, laten ze het kalf een beetje langer (14 dagen in plaats van 8) zijn natuurlijk voedsel, de koemelk, behouden. Gelukkig dat, zooals ik reeds vermeldde, dit artikeltje geen ingang in ons land heeft gevonden; het ware voor onzen veestapel en voor den geldbuidel der veefokkers te wenschen, dat andere kwakzalvers hierdoor afgeschrikt waren, ons land met hun fabrikaten gelukkig te maken. Wageningen, December ’B4. LANDBOUW-YOOEDRACHTEN YAN G. FOÜQÜET. De Mest. (Vervolg van ilz. 173.) M. Fouquet gaf aan ’t einde van zijne redevoering, ’t volgende antwoord op eene vraag om opheldering, over het bedekken van stalmest. Ik geloof niet dat in ons klimaat het noodzakelijk is den mest te bedekken. Wanneer hij op eene goede plaats gesteld is, wanneer hij op geregelde tijden begoten wordt en laagsgewijze geplaatst, wanneer van den anderen kant maatregelen genomen zijn om alle vochten te bewaren, die uit de hoop zijpelen, zijnde ver-

181