minderde opname van 2,888 gr. stikstof moeten veroorzaken ; een vermindering trad echter in ’t geheel niet in.

o – O Het komt mij gewenscht voor , hier de volgende opmerking te maken naar aanleiding van de proeven van Pp. en L. Dat zelfs versche paardenmest (vaste uitwerpselen) hier goed werkte wanneer de perceeltjes met hoeveelheden tot 80000 Kg. werden bemest, staat waarschijnlijk in verhand met het feit dat zij gebruik maakten van zandgrond. Bovendien was de grond kort geleden verwerkt en zullen er zeker sterke oxydatieverschijnselen in zijn opgetreden. Ineen zwaren grond zouden" zeker de uitkomsten minder gunstig zijn geweest. Op de perceeltjes werd in het eerste jaar nog een tweede mosterdgewas verbouwd. Ook hierbij bleken de 3 mestsoorten, in alle drie de hoeveelheden, de stikstofopname der planten te verhoogen. Opvallend was het dat de salpeterstikstof, die voor de eerste bezaaiing werd gegeven , thans nog nawerkte op de perceeltjes met stalmest bemest, terwijl een zoodanige nawerking niet bestond op de perceeltjes alleen met salpeter bemest. Ook wanneer wij ons voor een oogenblik op het standpunt stellen dat aan denitrificatie de slechte werking, welke stalmest bij vele potprocven vertoonde, moet worden toegeschreven , behoeft het ons bij onze tegenwoordige kennis omtrent de voorwaarden voor de ontwikkeling der deniteificeerende organismen en voor het optreden der salpeterontledende werking niet te verwonderen, dat potproeven, waarbij de luchtcirculatie in den grond slecht is, dikwijls uitkomsten geven, zeer verschillend van die welke proeven in perceeltjes opleverden , zelfs wanneer dezelfde mest werd aangewend , hetzelfde gewas verbouwd en dezelfde grond voor de proeven diende. . hJit verschillende onderzoekingen , met name die van Spieckermann , 18 gebleken dat de denitrificeerende bacteriën niet altijd de ongewenschte werking uitoefenen , doch alleen dan, wanneer zij geen voldoende hoeveelheid vrije zuurstof ter beschikking vinden , terwijl zij zich bij aanwezigheid van vrije zuurstof toch zeer goed ontwikkelen. Het bijzondere vermogen dezer organismen , waardoor ze zich van andere bacteriën die zich bij aanwezigheid van zuurstof ontwikkelen onderscheiden, is, zooals nerboven reeds werd opgemerkt, zuurstof aan salpeterzure zouten te kunnen onttrekken. Zij doen dat echter alleen onder de zoo even genoemde omstandigheid. Wanneer wij dit als juist aannemen , dan kan het ons niet bevreemden dat ineen bouwgrond niet altijd denitrificatie behoeft op te ■leden wanneer daarin zoowel salpeterzure zouten als stalmest worden geiracht, ook al bevat de aangewende stalmest denitrificeerende bacteriën en voldoet hij aan de eisohen, welke deze organismen aan een voedingsbodem stellen. -Niet alleen voor de denitrificatie zijnde omstandigheden bij potproeven anders dan inde gewone praktijk ; maar ook geldt dit zeer waarschijnlijk voor andere microbiologische processen , het is o. a. zeer wel mogelijk •at het onoplosbaar worden het zoogenaamd vastleggen en het daarna Weder opneembaar worden van de stikstof, waarover verderop sprake zal z!)n, in vegetatiepotten een afwijkend verloop heeft, zoodat hierin de "aie oorzaak voor de slechte stalmest werking bij potproeven moet gezocht worden. Wagner zoowel als Mabrcker hebben, zooals wij zagen, de slechte werking van stalmest aan denitrificatie toegesehreven, dus aan ontleding

3