in het minimum verkeert, hangt de werking van den stalmest niet alleen af van de eigenschappen van den mest zelf, maar ook van die van den bodem en der planten. De bodem kan bijv. een structuur bezitten, die niet gunstig is voor do omzettingen van den stalmest; hierboven werd reeds daarop gewezen. De planten kunnen een lange vegetatieperiode met gestadige stikstofopname hebben en dus voor een langzaam vloeiende stikstofbron zeer dankbaar zijn; of wel, de stikstof, die zij noodig hebben, in korten tijd opnemen en dus stikstof ineen snel opneembaren vorm verlangen. Bij de laatstbedoelde planten zal stalmeststikstof iu een veel ongunstiger verhouding komen te staan tot salpeterstikstof dan bij planten, die overeen lange periode stikstof opnemen. Over de werking van de stalmeststikstof is voor eenigejaren veel strijd gevoerd. Men zal zich herinneren, dat Kühn aan de stikstof van stalmest een veel betere werking toeschreef dan Wagner. Het cijfer, dat de eerste voor de stikstofopname vond, was ongeveer tweemaal zoo groot als dat van Wagner. Op grond van de vele proefnemingen, welke sedert 1895 zijn genomen, mag men aannemen, dat noch het cijfer dat Wagner aangaf, noch dat van Kühn juist is. Kühn had een mengsel genomen , bevattende meer urinestikstof dan in normalen stalmest voorkomt ; zijn hoog cijfer is dus veroorzaakt door de gunstige werking van de stikstof van ier. Het komt mij gewenscht voor, enkele proefnemingen aantehalen, om te onderzoeken hoe hoog ongeveer de werking van de stalmeststikstof in vergelijking met die van chilisalpeter gesteld moet worden. Laten wij inde eerste plaats nagaan de beschouwingen en onderzoekingen van Pfeiffer en Lemmermann 1), die evenals Kühn tot gunstiger cijfers kwamen dan Wagner. Zij onderzochten welke stikstofwerking uit proefnemingen te Rothamsted met gerst en met 'tarwe is te berekenen. Op grond van hunne becijferingen, waarvan uit den aard der zaak niet zeker is dat zij alle volkomen juist zijn, kwamen zij tot de conclusie, dat de stikstofwerking van stalmest op de tarwe- en gerstproefvelden, vergeleken met die van salpeter, circa 40—50 pet. was. Zij wijzen er op dat door verschillende omstandigheden de werking minder gunstig was dan onder normale omstandigheden het geval zoude zijn geweest 2). Keemt men aan dat van salpeter 80 pet. door de planten zoude zijn opgenomen, dan was dus hij de bovenbedoelde proeven slechts circa 32—40 pet. van de stikstof door de planten opgenomen. Uit de uitkomsten van het bedrijf van Crusius inde eerste helft van de 19e eeuw hebben zij afgeleid, dat daar 74.1 pet. van de stalmeststikstof door de planten moet zijn opgenomen. Pfeiffer c. s. hebben zelf proeven verricht om de werking van de stalmeststikstof na te gaan en wel in perceeltjes stikstofarmen zandgrond van 1 M2 oppervlakte. De hoeveelheid stalmest, per HA. berekend, bedroeg 60.000 KG. (de mest bevatte 0,429 pet. stikstof). Het eerste jaar werden aardappelen verbouwd. Deze namen 49 , resp. 48,4 pet. van de stalmeststikstof op, terwijl van de salpeterstikstof op de perceeltjes, dje bemest waren met salpeter in plaats van met stalmest, 75,6 pet. werd opgenomen, zoodat, iu vergelijking met salpeter, de stikstofwerking van den stalmest was resp. 65 en 64. (Dezelfde stalmest had bij potproeven met haver slechts een werking van 19 pet. uitgeoefend). 1) Landw. Yersuohstat. Bd. 54, blz. 451. 2) Landw. Yersuohstat, Bd. 51 , blz. 307.

69