sten nog aanmerkelijk liooger dan die, welke perceel o inde eerste 5 jaren (1876—1881) had gegeven ; immers van 1882—1886 was hot verhoudingsgetal voor perceel a gemiddeld 73, terwijl dat voor perceel o van 1876—-1881 gemiddeld 41 was. Yan 1887—1891 was daarentegen de gemiddelde opbrengst voor a ongeveer dezelfde als die voor o inde eerste 5 jaren. ïen slotte verschaffen de resultaten van het permanente hooiproefveld gegevens omtrent het punt in kwestie. Eender perceelen van dit veld werd van 1856—1868 jaarlijks met ongeveer 30,000 Kg. stalmest per H.A. bemest en bleef na dien tijd onbemest; een ander perceel bleef sedert 1856 onbemest. De som van de beide sneden hooi van het steeds onbemest gebleven perceel op 100 stellende, waren die van het andere perceel als volgt: gem. gem. gem. gem. gem. 1856 1864 1865 1866 1876 1886— 1896 1901 1863 1875 1885 1895 1900 bemest van 1856 1863 180 201 220 157 124 106 111 113 steeds onbemest 100 100 100 100 100 100 100 100 De zeer langdurige nawerking van den stalmest springt hier zeer duidelijk in het oog. De hierboven medegedeelde Rothamstedsche proeven werden alle op zwaren grond genomen. De resultaten van het permanente tarwe- en het permanente gerstveld te Woburn toonen aan, dat stalmest ook op lichten zandgrond onder de omstandigheden der proefneming, na vele jaren nog eenige nawerking geeft. Op beide velden werd eender perceelen in vijf achtereenvolgende jaren, 1877—1881, met ongeveer 15000 Kg. stalmest bemest, daarna bleef de eene helft onbemest en werd met de bemesting der andere helft op dezelfde wijze voortgegaan. Een ander perceel bleef van 1877 af steeds onbemest. De verhoudingen der opbrengsten mogen blijken uit de volgende tabel, waarin de opbrengsten van de voortdurend bemeste helft 100 zijn gesteld ; gem. gem. 1882—1886 1887—1896 1901 I Tarwe steeds onbemest 59,2 49 22 steeds bemest 100 100 100 onbemest sedert 1881 64 65,5 34 Gerst steeds onbemest 61,5 44 45 steeds bemest 100 100 100 onbemest sedert 1881 84,7 75 68

82