het ontbreken van garen , de molens wegens gemis van granen enz. De landbouw is dus de grondslag, waarop de nijverheid steunt; op dien tak van bestaan berust de welvaart der volken zoowel als die der individuen. De geheele arbeidende klasse heeft het grootste belang by hem, omdat de oogst beslist of er overvloed of gebrek heerschen zal; maar niet alleen zij lijdt door de slagen die den landbouwer treffen, maar de geheele maatschappij. , , , En dat is zeer goed te begrijpen. Als de eerste levensbehoeften duur zjjn en die worden ons juist door den landbouw geleverd dan moet de werkman , wil hij in zijn onderhoud kunnen voorzien, hooger loon eischen ; de patroon is genoodzaakt de prijzen zijner waren te verhoogen, zal hij dat hooger loon kunnen betalen en toch nog een redelijke winst maken ; de verbruiker op zijn beurt is, om het evenwicht op zijne begroeting te handhaven, gedwongen van de artikelen, die hij vervaardigt of waarin hij handel drijft, den prijs te verhoogen, en zoo gaat het voort door alle rangen en standen. Een crisis inden landbouw doet dus haar gevolgen voelen op elk gebied van menschelijke werkzaamheid ineen ot meer landen. Is zulk een crisis in eenig land van langen duur, dan moet het volk te gronde gaan. De bloei van den landbouw is dus voor iedereen een zaak van het hoogste gewicht. Elk volk, hoe rijk ook, dat voor zijn landbouwproducten afhankelijk is van den vreemdeling, gaa zijn ondergang tegemoet; het geld gaat langzamerhand over de grenzen en keert niet terug. Het land verarmt, en men vergist zich te eenenmale, als men denkt dat de nijverheid de welvaart zal doen terugkeeren ; het kwaad is onherstelbaar, want langzamerhand worden in alle landen meer en meer nijverheidsondernemingen opgericht en door de beschermende tarieven wordt de invoer uit het buitenland tegengewerkt of onmogelijk gemaakt. De zuiver industrieele volken gaan voortdurend achteruit wat den afzet hunner artikelen betreft en moeten dus wel in ver' ''ifkni van elk volk, dat den landbouw verwaarloost, leert ons geenszins de bespiegeling vaneen pessimistisch theoreticus , maarde geschiedenis levert ons daarvan voorbeelden , die wij niet roekeloos mogen voorbijzien. Noemen wij slechts den val van het Oostersch-Romeinsch keizerrijk en den snellen achteruitgang van Spanje, ondanks de tabeiachtige hoeveelheden goud uit de Amerikaansche kolomen dagteekenende van den dag waarop de Mooren, een bij uitnemendheid landbouwend volk verbannen waren. Het is hier de plaats niet om verder over dit punt uitte weiden ; het is voor ons doel voldoende, de aandacht onzer lezers gevestigd te hebben op het feit, dat de oeconomische toekomst vaneen volk ten nauwste samenhangt met de toekomst van zijn landbouw. Die waarheid nu, m.i. zoo gemakkelijk te begrijpen , schijnt den meesten regeeringen onbekend , en zeker wordt zij door de volkeren geheel uit het oog verloren; in plaats van het voorwerp der algemeene aandacht en zorg te zijn, wordt de landbouw bijna overal verwaarloosd en geminacht, en daarom is hij schier inde geheele wereld in verval. 1, De oorzaken dier verwaarloozing zijn te talrijk om hier alle genoemd te worden : eender voornaamste is naar onze meenmg de onverschilligheid der staatsbesturen ; alle zorg der regeering wordt aan de nij verheit gewijd , die als een nieuwe kolos met voeten van klei ineenstorten zal 1) Wij laten deze beschouwingen voor rekening van den schrijver. (Red. Cultura).

124