zoodra haar onmisbare grondslag, de landbouw, haar begeven zal. Yerre van zich het lot der landbouwers aan te trekken, hebben de regeeringen met een hardnekkigheid , alleen geƫvenaard door hare kortzichtigheid , den grond van jaar tot jaar zwaarder belast, zoodat de opbrengst ook jaarlijks vermindert.

Een gevolg, gemakkelijk te voorzien, doet zich dan ook algemeen voor : namelijk de uittocht der bewoners van het platteland naar de steden en de middelpunten der nijverheid. Daar kan hij , voor het oogenblik ten minste, met zijn arbeid voedsel verdienen, daar zal het grootste gedeelte van zijne inkomsten niet in andere handen overgaan. Is de boer toevallig eigenaar van den grond, dien hij door zijn arbeid vruchtbaar maakt, dan verkeert hij daarom nog niet in beter toestand ; te onwetend, te zeer gehecht aan de overlevering en te vijandig gezind tegen al te nieuwe methodes, is hij buiten staat, van zijn werk alle vruchten te plukken, die het zou kunnen opleveren. Daardoor is zijne betrekkelijke armoede ongeneeslijk. En dat is geen gering bezwaar, want de kapitalen worden teruggetrokken uit den landbouw, welke bij de tegenwoordige methode van bebouwing te weinig winstgevend is om de hebzucht der speculanten te bevredigen. Deze zijnde voornaamste oorzaken die het platteland ontvolken. Wij kunnen ze aldus samenvatten ; het ontbreken van alle aanmoediging van den kant der regeering, te zware belastingen , overgroote onwetendheid en zucht tot behoud van het oude, gebrek aan kapitaal. Nu wijde oorzaken genoemd hebben, kan iedereen dadelijk' zien door welke middelen de toestand te verbeteren is. Inde eerste plaats zou het staatsbestuur wat minder onverschilligheid aan den dag moeten leggen voor het lot van den landbouw en middelen moeten verzinnen om den grond van de zware belastingen te ontheffen en den landlieden het vervoer van hunne producten gemakkelijker te maken door snelle en goedkoope middelen van verkeer. Verder zou men maatregelen moeten nemen om bij den hoer den afkeer tegen nieuwe methodes te overwinnen. Daartoe schijnen twee middelen mij raadzaam: ten eerste, zooals in andere landen geschiedt, de boeren te onderwijzen door lezingen of door lessen van rondreizende landbouwleeraars, die zoowel theoretisch als practisch ontwikkeld zijn , welke lessen zonder betaling voor de boeren toegankelijk moesten zijn ; ten tweede moet men voorbeelden stellen dooreen vrij groot aantal modelhoeven te stichten, waar de landbouwers zich van de nieuwste verbeteringen op de hoogte konden stellen. Daar het echter niet genoeg is, te laten zien op welke wijze de landbouw met winst gedreven kan worden, maar daar men ook de middelen moet verschaffen om goede voorbeelden te volgen, zou de regeering behulpzaam moeten zijn bij de oprichting van maatschappijen voor de exploitatie van landbouwondernemingen , naar de eischen der wetenschap ingericht, en vooral zou zij alle krachten moeten inspannen om bij de boeren den lust tot samenwerking op te wekken , die hun thans te eenenmale ontbreekt. De samenwerking van vele landbouwers is in onzen tijd werkelijk noodzakelijk, omdat de landbouw alleen met winst gedreven kan worden op voorwaarde dat men de meest volmaakte methodes gebruikt, en inde meeste gevallen zijn deze alleen toepasselijk in het groot landbouwbedrijf. Zucht tot behoud van het oude en de afkeer van samenwerking met anderen zijnde bezwaren , misschien het moeiolijkst te overwinnen. Toch

125