De Kaaskwestie.

*et zal wel onnoodig zijn dit onderwerp bij de lezers van „Cultura” uitvoerig in te leiden. Er is inden laatsten tijd zooveel over gesproken en geschreven , dat ieder die zich eenigszins op zuivelgebied beweegt, er niet geheel onkundig van gebleven kan zijn. Al is de bedoelde kwestie niet van den allerlaatsten tijd (ik herinner o. a. aan het Landhuishoudkundig Congres te Hoorn in 1897) zoo is ze toch weder bijzonder op den voorgrond getreden sedert eerst de Yereeniging tot bestrijding van knoeierijen inden boter- en kaashandel en daarna de Hollandsche Maatschappij van Landbouw ze tot een onderwerp van ernstige studie hebben gemaakt. Kort gezegd komt de zaak hierop neer, dat men eene depreciatie van den goeden naam der vanouds gunstig bekende Groudsche en Edammer kaas vreest, of reeds gelooft waar te nemen , doordat in geheel denzelfden vorm de beide bedoelde kaassoorten worden gemaakt uit melk van allerlei verschillende graden van ontrooming, van centrifugemelk af tot geheel onafgeroomde melk toe, waardoor zeer uiteenloopende waar voor den kooper op het eerste gezicht niet te onderscheiden is, zoodat hij bijv. kan denken vette kaas te koopen om later te ontdekken dat zulks niet het geval is geweest. Men redeneert nu dat dit moet leiden tot wantrouwen in het product, hetwelk op den duur moet veroorzaken, dat de koopers van Hollandsche kaas ze niet meer willen koopen of althans niet dan tegen lageren prijs dan vroeger. Hier begint nu reeds dadelijk het verschil van gevoelen. De bedoelde redeneering wordt n.l. van sommige zijden bestreden met de opmerking , dat de handel niet heeft geleden, dat zelfs de prijzen inden laatsten tijd eer stijgende dan dalende zijn en dat inden grooten regel de kaas eerlijk verhandeld wordt voor wat ze is : magere als magere , halfvette als halfvette en vol- of bijna volvette als zoodanig. Het is evenwel niet te ontkennen, dat de redeneering boven bedoeld zeer veel waarschijnlijkheid heeft en ook dat er van verschillende zijden deugdelijke gronden zijn aangevoerd, die het gevaar van den tegenwoordigen toestand geenszins denkbeeldig maken. Ook in het officieele verslag gebaseerd op consulaire rapporten, vanwege de Afdeeling Land-12