dit zg. Handboek beoordeeld, een beoordeeling welke gemakkelijk is, wanneer wij even nagaan wat de schrijver den lezer biedt en wat niet, maar o. i. had moeten doen, om zijn werkje als een aanwinst van de litteratuur te kunnen beschouwen.

In 20 van de 110 blz., dus Ijs gedeelte van den inhoud , worden het zware paard in het buitenland en het Belgische paard besproken, terwijl 4/ö deel gewijd is aan de leer van het extérieur , de fokkerij, de gezondheidsleer en de koopvernietigende gebreken. Ondanks deze inhoudsverhouding wordt het werkje een „Handboek” genoemd. Aangaande de wijze , waarop de stof verwerkt is, vermelden wij , dat in genoemd 4/5 deel in korte zinnen de meest bekende feiten omtrent den hoef, de ouderdomskenmerken ,de fokkerij ,de voedingsmiddelen , den stal, de huid verpleging en de koopvernietigende gebreken in JNederland en België worden medegedeeld. De schrijver is zoo spaarzaam mogelijk met het geven van verklaringen, terwijl afbeeldingen den lezer geheel worden onthouden. Waarschijnlijk alles ter wille van de beknoptheid, welke zoo ver is doorgevoerd , dat bijv. de spieren van het paard in 2 blz. worden behandeld ! Bekomen aan het eigenlijke onderwerp „het zware paard” in het laatste i/5 gedeelte van het geheele handboek (?) , moet de lezer zich tevreden stellen met een zeer kort overzicht der verbreiding van het zware paard in het buitenland , voornamelijk in Duitschland, en blijven voor de behandeling van het Belgische paard 8 bladzijden over , behelzende een aantal notities en een lijstje van de meest bekende Belgische fokpaarden. Wij missen echter een grondige uiteenzetting van de ontwikkeling der koudbloed-paardenfokkenj ; van de beteekenis. die het zware paard geleidelijk heeft verkregen door zijne eigenschappen, en van de oorzaken , welke de vraag naar deze paarden hebben doen toenemen; van de plaats, door het Belgische paard veroverd op andere bekende zware rassen , in verband met bodem , voeding , fokrichting en van de maatregelen ter bevordering der paardenfokkerij genomen. Voorts vinden wij zoo goed als niets omtrent de vraag; in welke omstandigheden de koudbloed-paardenfokkenj bewezen heeft het meest winstgevend te zijn en hoe zij meer en meer in ons land zich baanbreekt. Ook missen we de redenen, welke ons juist het zware paard doen waardeeren en ontbreekt eene op ervaring en berekening berustende beschouwing, waarin de goede en minder goede eigenschappen tegen elkander worden opgewogen en in verband gebracht met het gebruiksdoel, ook in die gevallen , waarin het zware tuigpaard met het zware trekpaard concurreert. Bij deze uitkomst is ons niet duidelijk wat de schrijver eigenlijk met zijn eigenmachtig tot handboek verheven boekske heeft beoogd. Heeft hij gemeend in eene behoefte van de litteratuur te voorzien , of heeft hij iets willen bewerken , dat het dictaat op de landbouwwinterscholen kan vervangen ? In het eerste geval had hij een nuttig werk kunnen verrichten door te vertalen en te bewerken voor onze toestanden een bekend, goed buitenlandsch werkje , geschreven naar aanleiding vaneen in België gemaakte studiereis en opgedragen aan een kenner. Dat zulk een boekje bestaat zal den schrijver bekend zijn , omdat wij hem op de hoogte der litteratuur over dit onderwerp veronderstellen. In hoeverre zijn werkje onder een juisten en meer passenden titel bruikbaar is voor eene winterschool, laten wij over aan den lezer, beter bekend met dc eischen, door die inrichtingen van onderwijs gestold. Onzes inziens kan het op den naam van handboek geen aanspraak maken.

214