Rapport omtrent het gehalte der comumptiernelk te ’s-Gravenhage, uitgebracht door den Heer A. Bos, zuivelconsulent der Hollandsche Maatschappij van Landbouw voor de provincie Zuid-Holland. 26 blz. folio. Uitgegeven door de afdeeling ’s-Gravenhage der Hollandsche Maatschappij van Landbouw met een schrijven van het bestuur der afdeeling aan het college van burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage, haar aanleiding vaneen aan den raad dier gemeente ingediend adres dd. September 1902. Tot tweemaal toe genoot het Gemeentebestuur van ’s-Gravenhage het voorrecht, van onpartijdige zijde en op zeer duidelijke en overtuigende wijze gewezen te worden op het wenschelijke van controle op den melkverkoop. In September 1902 wendde het Bestuur van de afd. ’s-Gravenhage van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw zich met een adres tot den Baad van de genoemde gemeente , waarin 10. Bevreemding werd uitgesproken , dat in eene gemeente als Den Haag, met ruim 200.000 inwoners, nog geen melkcontróle bestond; 20. De wenschelijkheid eener zoodanige controle in korte bewoordingen werd betoogd ; 30. Verschillende gegevens werden verstrekt omtrent de wijze van werken en resultaten eener dusdanige controle in Amsterdam, Rotterdam en Leiden. Door de Gezondheidscommissie van de Gemeente ’s-Gravenhage werd genoemd adres gesteund, nadat op verzoek dier Commissie door de Vereeniging tot Verbetering van den Gezondheidstoestand daar ter stede een onderzoek ingesteld was naar den toestand van den melkhandel en daarbij gebleken was : 10. Dat van de 214 onderzochte monsters slechts 134 of 621/2 pet. aan de matige eischen van 2.90 pet. vet en ID/2 pot. droge stof konden voldoen; 20. Dat verschillende der genomen monsters in erge mate verontreinigd waren en een overvloedig bezinksel gaven ; 30. Dat verschillende winkels, waar melk naast andere consumptieartikelen werd verkocht, niet aan de matige eischen, die men aan dergelijke localiteiten uiteen hygiënisch oogpunt mag stellen, konden voldoen. Intusschen had ook de afdeeling ’s-Gravenhage der Holl. Mij van Landbouw het wenschelijk geoordeeld een nader onderzoek in te stellen naar de hoedanigheid der in Den Haag verkocht wordende melk en den heer A. Bos , zuivelconsulent voor de provincie Zuid-Holland , uitgenoodigd zich met dat onderzoek te willen belasten en een rapport samenstellen aangaande de uitkomsten van het onderzoek. Dit rapport nu van den heer Bos verscheen dezer dagen en daarin zijn hoogst belangrijke gegevens verzameld omtrent den toestand van den melkhandel inde residentie. De Haagsche Gemeenteraad zal zich , kennis genomen hebbende van dit rapport, niet meer aan den plicht kunnen onttrekken om toezicht op den melkhandel te gaan uitoefenen. En geschiedt dat laatste toch, dan mag zeer zeker gesproken worden van „het schromelijk verwaarloozen vaneen zaak van overwegend groote beteekenis.” Yanaf 22 Augustus—ll Hovember 1904 liet de heer Bos bijna dagelijks een aantal monsters melk aan wagens op straat of in melkwinkels

215