niets van de plantenwereld te onderscheiden) sluit het boekje. De toevoeging van dit hoofdstuk is goed gedacht; de plantenwereld kan de eerste aanleiding zijn voor het verstaan van het landschap, en deze zijde van het onderwijs mag niet worden verwaarloosd. Blijkens het vorige is aan verschillende zijden van het plantkundig onderwijs gedacht, en, daar de uitdrukkingswijze kort is, wordt op vele punten van betekenis de opmerkzaamheid gevestigd , vele punten ook, die in sommige andere leerboeken wel eens worden verwaarloosd. Het loont de moeite, ook voor de ervaren docent, om dit boekje eens door te lezen, èn volgens de andere dan gewone combinatie der feiten, èn doordat hier en daar de attentie op wel goed bekende, maar toch niet algemeen in het onderwijs opgenomen belangrijke feiten wordt gericht. Ook als leerboek kan het voor docenten, die zich met deze leergang kunnen verenigen , zijn diensten bewijzen. Waarom echter de bewerker in ’t bijzonder kostscholen, scholen M. U. L. 0., Tuinbouw- en Landbouwwinterscholen uitkiest voor het gebruik van zijn boek, begrijp ik niet recht. Zij die examen voor een of andere klasse H. B. S. willen afleggen (zie voorbericht), doen het verstandigst met uit het aan die school gebruikte boek die boofdstukken na te gaan, die de leraar aan genoemde school behandelt, niet alleen om „door” het examen te komen, maar vooral om met do andere leerlingen later gelijk op te kunnen gaan. Misschien grondt de bewerker zijn denkbeeld op de geringe omvang van het boekje (122 blz., waarvan een grote ruimte voor figuren afgaat). Maar deze omvang is bedriegelik. In werkelikheid is het boek (bij het gebruik) veel groter. Zie hier : De bewerker zegt in zijn voorrede zelf, dat het werk voor eigen studie niet geschikt is, de leraar zal het behandelde hier en daar moeten toelichten en ook wel uitbreiden. Juist: wanneer men eens gaat lesgeven met dit boek, zal men bemerken, hoe langzaam men er in vooruitkomt als men zich niet bepaalt tot van buiten laten leren. Want het boek is niet klein door de geringe hoeveelheid stof, die geboden wordt, maar door de beknoptheid, waarmee ieder feit wordt behandeld. Bij het gebruik zal een bespreking en vertoning van de voorbeelden, of een nadere détaillering het leven moeten inblazen aan dein korte woorden samengevatte stelregels ; de leerling vindt wel degelik hieraan zijn houvast, maar deze stelregels worden niet zijn wezenlik geestelik eigendom, als zij niet dooreen détailbehandeling voor hem de waarde van hoofdzaken hebben gekregen. In zoverre doet het boek mij enigzins denken aan de korte boekjes over verschillende wetenschappen, die voornamelik in het Engels en soms door vrij hoog staande wetenschappelike mannen zijn uitgegeven. Dit zijn boekjes waarvan hij , die met de wetenschap op de hoogte is zegt: „wat een aardig boek ! Wat komen daar de hoofdzaken goed uit, wat is het ontdaan van de rompslomp van feiten , die toch op zichzelf weinig waarde hebben voor onze leerlingen en waarmee zij eigenlik nodeloos worden geplaagd. Men ziet het alweer : men moet zelf hoog staan, om kleine boeken te kunnen schrijven”, enz. ’t Is waar : voor hem, die over kennis van het vak behoorlik te beschikken heeft, duidt zulk een boekje de grote lijnen met scherpte aan , hij doet wel, met zijn volle verstand na te lezen wat de grotere geest hem heeft aangeboden , om de betekenis van zijn kennis tot de juiste maat terug te brengen. Maar heel anders staat de beginner er voor. Wat de geoefende onmiddelik in het

324