zeel’ geringe in vergelijking van dien van andere tropische landen, b. v. met dien van Java, waarvan Batavia 1840 mM., Buitenzorg 5000 mM, en Soerabaya 1460 mM. hebben, van Suriname met 2370 mM., van Barbados met 1250 mM. en van onze bovenwindsche eilanden met 1200—1400 mM. In bijzonder regenrijke jaren, zooals 1887/8, schijnt de hoeveelheid gevallen regen wel tot 900 mM. te zijn gestegen, in zeer arme jaren gedaald tot tusschen 300 en 400 mM. De jaren 1887 en 1888 worden nog steeds genoemd als rijk aan water. Toen moet het eiland ineen toestand zijn geweest, zooals de tegenwoordig levenden voor en na dien tijd niet hebben gekend. Het geheele eiland was groen, nieuwe bronnen, en zelfs beken, welke laatste in gewone tijden geheel ontbreken, vormden zich, en in die beken was zelfs visch, zeker wel een vreemd verschijnsel. Op eene plaats, n.l. in het bassin op de plantage Hato, ’t welk wordt gevoed door de zich daar bevindende, altijd stroomende bron, komt steeds een zoetwatervisch voor. Hoewel nu 500—600 mM, regen zeker verre van overvloedig is, behoeft men daarom Curagao en de beide andere benedenwindsche eilanden nog niet tot de zeer regenarme streken te rekenen, en onderscheiden zij zich altijd nog zeer gunstig van streken als het kustland van Arabië en de hoogvlakte van Mexico. Zelfs onder de tegenwoordige omstandigheden, nu een zeer groot, mogelijk wel het grootste, gedeelte van het regenwater naar zee wegstroomt, zonder eenig nut, maar wel veel schade te hebben veroorzaakt, blijkt het toch altijd nog voldoende te zijn om talrijke hofjes (boomgaarden inde dalen) in ’t leven te houden en tevens eene meer of min geregelde , hoewel gebrekkige kuituur van kleine maïs, voedergewassen en groenten te veroorloven. Wat dit nutteloos wegstroomen van het water betreft, dit kan worden verholpen ; eene grootere schaduwzijde en eene, waarbij men zich eenvoudig heeft neer te leggen, is de ongeregelde regenval. Ineen gemiddeld jaar vallende hoofdregens van Octobor tot in Februari , terwijl in Juli , Augustus eene zwakkere regenperiode voorkomt. Daartusschen vallen af en toe wel eens meer of min belangrijke regens. De afwijkingen van dit gemiddelde zijn ongelukkig zeer talrijk en geheel onberekenbaar. In October verwacht men regen, maar hij komt niet, misschien ook niet in November. Dan zal hij in December komen , en waarschijnlijk valt er dan ook wol, maar niet zooveel, als men zoude mogen verwachten. In Januari zal het dan ook nog regenen , maar in Februari, als hij volstrekt noodig is voor den verderen groei van de kleine maïs, blijft de regen uit, en eene droogte van 2 a 3 weken is voldoende, om elke hoop op een eenigermate voldoenden oogst den bodem in te slaan. Als dan alles verdord is, de maïsoogst totaal vernietigd, het gras en de kruiden niet alleen verdroogd, maar wat er van was overgebleven door den scherpen wind tot aan den wortel is weggevaagd , zal het onvoorziens mogelijk weer gaan regenen , maar dan is het te laat voor de meesten om er nog partij van te trekken. Het gevallen water dient alleen om de regenbakken te vullen , die dit inden regel dringend noodig hebben ; het voedt een tijdlang nog de putten , waaruit het water door windmolens of met handkracht wordt opgepompt, om het vee te drenken en de groenten op de kleine grondjes te besproeien ; het komt ook ten goede van de hofjes ; het zal verder nog eene korte vege-

353