een dikken stok gewapend , op een klein ezeltje in vollen ren langs den weg vliegen. Vermindert het dier zijn vaart, dan dwingen de slagen met den stok , liefst op den kop , („het dier voelt er toch niets van”, zegt de man) het tot vernieuwden spoed. Verbetering zal zeker hierin komen, wanneer zoowel hot zedelijk peil van den neger als de landbouw gestegen zullen zijn , en men het groote nut dezer dieren beseft.

De rundveeteelt wordt nog veel te weinig en gebrekkig beoefend. Men ziet overigens het groote nut er van zeer goed in, en aan pogingen van enkele particulieren, om er verbetering in te brengen, heeft het niet ontbroken. Men heeft herhaalde malen , vaak met aanzienlijke kosten , fokdieren van elders laten komen , uit Amerika, van de kust (Venezuela) en van de Britsche Antillen , zelfs ook uit ons land ; de sporen zijn nog duidelijk zichtbaar. Het zeker ongunstige klimaat, de veelal gebrekkige voedering en de onoordeelkundige , dikwijls zorgelooze keuze der fokdieren in aanmerking genomen, ziet een groot gedeelte van het vee er niet slecht uit, en daarom mag wel worden aangenomen, dat bij doelmatige teeltkeuze , voedering en verpleging van deze dieren veel meer partij kan worden getrokken , dan tot nu toe geschiedt. Behoefte aan uitbreiding bestaat er zeker. Inde stad moet men zich steeds voor veel geld (25 cent de liter) met zeer slechte melk, voor een groot deel geitenmelk , tevreden stellen, en van de ongeveer 1000 stuks vee, welke jaarlijks worden geslacht, wordt slechts een zeer klein gedeelte door het eiland zelf geleverd, volgens het Kol. Verslag van 1903 en 1904 slechts 244 stuks. De rest wordt hoofdzakelijk ingevoerd van Venezuela, en welk vleesch deze dieren leveren , kan iedereen getuigen , die eenigen tijd op het eiland heeft doorgebracht. Hij raag dan overigens vele aangename herinneringen van daar hebben meegebracht, wat ik voor mij zeer waarschijnlijk acht, maar daarmede zullen onmogelijk die aan den vleeschschotel belmoren. Belangrijke uitbreiding van den veestapel zoude dus in elk opzicht een zegen zijn. De invoer van fokvee van buiten zal voorloopig hiertoe weinig bijdragen. Zoolang niet betere kennis bestaat omtrent de eischen, door fokkerij en veehouderij gesteld , beschouw ik alle geld , tijd en moeite , aan invoer van vreemd vee besteed , grootendeels weggeworpen. Veel goedkooper en voorloopig veel doelmatiger zal het zijn , uit het voorhanden materiaal voor de fokkerij eene verstandige keuze te doen en te trachten, voedering en verpleging te verbeteren Het materiaal is toch werkelijk niet slecht. Men verkrijgt van dieren , op het eiland gefokt ,8,10 tot zelfs 12 Lt. melk per dag , onder de bestaande omstandigheden zeker eene belangrijke hoeveelheid. In het melken kan nog veel verbetering worden gebracht, al dient met lof gezegd, dat men daar dit werk steeds met twee handen verricht. Het niet volkomen uitmelken der koeien, om aan de kalveren gelegenheid te geven de laatste (beste) melk uit het uier te zuigen , moet ophouden , en evenzoo moet aan de regel- en zorgeloosheid der melkers een einde komen, die vaak de kalveren veroorloven bij de moeder te komen, nog voor er gemolken is. Een geoefend hollandsch melker zoude zeker spoedig uit menige koe veel meer halen. De veehouders, wier plantage niet te ver van de stad is gelegen, verkoopen daar al de melk. Die te ver van de stad wonen, verwerken haar tot boter, die wel is waar geen smakelijk voorkomen heeft, maar toch grif wordt gekocht en , versch genoten, beter smaakt dan de waar , die in blikken bussen verpakt, inde winkels wordt verkocht. Zij is echter

412