stelt zich veel voor van eene invoering der lucerne (Medicago sativa). Eene poging tot invoer dezer zoo nuttige plant, welke meer dan de meeste andere voederplanten tegen droogte is bestand, is nog niet gedaan. Eene andere voederplant, de esparsette (Onobrychus sativa) zoude wegens dezelfde eigenschap als die der vorige voor invoering in aanmerking komen, en misschien ook de gaspeldoorn (Ulex Europeaus), welke het waarschijnlijk aan zijne scherpe dorens heeft te danken , dat hij hier als voederplant nog weinig wordt geacht. Mocht echter blijken, dat zijne kuituur daar mogelijk is, dan behoeven, zooals bekend is, die dorens geen hindernis op te leveren tegen kuituur op groote schaal. Maar alle pogingen ter invoering der kuituur van deze en mogelijk andere voederplanten zullen even zoovele teleurstellingen worden, zoolang men niet de noodzakelijkheid gaat inzien eener degelijke grondbewerking en bemesting en wat verder vereischt "wordt ter instandhouding eener kuituur, zoolang men ook geen afstand heeft gedaan van den tegenwoordigen sleur, waarbij zoowel arbeidskracht als voeder wordt vermorst. Nu ziet men zoomin de volstrekte noodzakelijkheid in van het eerste als de verderfelijkheid van het tweede, en alleen het goede voorbeeld vaneen ontwikkeld maar practisch deskundige zal hierin verandering kunnen brengen. Yan een weiden der koeien zal men, mijns inziens, inde toekomst moeten afzien. Daar echter ineen tropisch klimaat uitsluitende stalvoedering voor de dieren nadeelig zoude zijn, zal men een tusschenweg moeten inslaan en ze in groote, afgesloten ruimten moeten houden, waar ze kunnen rondloopen, maar onder luchtige afdaken de gewenschte schaduw zullen vinden. Het voeder kan hun dan in groote ruiven in groenen of gedroogden toestand worden voorgeworpen. Maar hiervoor zijn, zoowel als voor een goeden aanleg en verzorging der velden met voederplanten, niet alleen noodig kennis en overtuiging van de nuttigheid en noodzakelijkheid bij den eigenaar zoowel als zijn dagelijksch toezicht en zijne bemoeienis er mede, maar tevens goede wil bij den werkman en ook bij dezen besef van het nut van ’t geen hij verricht. Met de varkensfokkerij staat het zeer treurig , en ik betwijfel of hierin wel ooit groote verbetering zal zijn te brengen. Het droge , dorre klimaat maakt deze eilanden al tot een zeer weinig geschikt verblijf voor deze dieren , die meer dan andere van vocht en schaduw houden. Het cura§aosche varken is dan ook een karikatuur van het onze , door de kuituur veredeld. Zelfs ons oud , nu zoo goed als verdwenen landzwijn met zijn scherpen, gebogen rug, hooge pooten, langen hals en snuit was nog een mbdeldier, vergeleken bij deze producten eener samenwerking tusschen een ongunstig klimaat en eene volstrekte afwezigheid van verpleging. De meeste varkens worden gehouden door negers , die de dieren laten loopen, waar zij willen, en daardoor hunne buren niet weinig overlast bezorgen. Het voordeel, dat zij opleveren , kan niet groot zijn, en het zoude mij daarom niet verwonderen , als in eene toekomst, waarin men eene eenigszins nauwkeurige kostenberekening maakt van de verschillende onderdeelen van het landbouwbedrijf, en waarin vooral de schade , door varkens aan verschillende kultures berokkend , veel hooger zal worden aangeslagen dan nu geschiedt, geene plaatsmeer voor hen zal wezen , en dat men ze ten behoeve der consumptie onmiddellijk uit het nabijzijnd Venezuela zal laten komen. Eene zeer belangrijke plaats neemt de geiten- en schapenhouderij in , in ’t bijzonder de eerste. Zoowel voor den grootsten plantagehouder, als

414