toe alleen inde allerlaatste jaren een enkele andere plantage-eigenaar proefsgewijze is overgegaan. Ecne zeer zorgvuldige indeeling van de gronden , in het centrum der onderneming gelegen , veroorlooft een afwisselend beweiden en bebouwen van de verschillende, goed omheinde perceelen grond. De bevloeiingswerken zijn voor het meerendeel in beteren toestand, dan men gewoonlijk aantreft. Yele der uit den slaventijd dateerende dammen, hoewel niet alle, zijn behoorlijk onderhouden of opnieuw in goeden staat gebracht. Een talrijker en door strenge tucht beter geschoold personeel dan regel is op de meeste plantages heeft het toezicht op de groote kudden groot en klein vee. Kortom, veel van het goede, ’t welk men op verschillende andere plantages gescheiden vindt, komt op Savonnet vereenigd voor.

Toch moet met waardeering worden erkend, dat niet weinige eigenaren in verschillende richtingen getracht hebben, verbeteringen in hun bedrijf aan te brengen en dit met succes, hier meer, daar minder. En dit zoude veel meer zijn gedaan, dwong geldgebrek niet de meesten tot beperking of tot algeheele onthouding. Terwijl het aan den eenen kant geene waarde zoude hebben, bedoelde beter onderhouden plantages te noemen, aan den anderen kant zoude het eene onbillijkheid zijn tegenover de eigenaren, die niets of zoo goed als niets aan hunne bezittingen doen. Het zoude geene waarde echter hebben, omdat, wat er ook gedaan wordt aan meerdere zorg voor bestaande en aanleg van nieuwe hofjes, aan aanleg van oranjerieën, aan het graven van putten en bet maken van dammen, aan het zorgvuldiger omheinen van de geheele plantage en van gedeelten daarvan, aan invoer van nieuwe kultuurgewassen en van betere veerassen, het alles gebrekkig werk blijft. Er is niet eene plantage, waar ook maar tennaastebij uit den grond wordt gehaald, wat bij eene ordelijke, zaakkundige en goed ovexdegde exploitatie uit dezen zoude kunnen worden verkregen. Daartoe ontbreekt zelfs bij de besten de noodige kennis en bij de arbeiders geschiktheid, ijver en goede wil. Het kan echter beter worden, maar daarvoor is het volstrekt noodig, dat de staat de helpende hand biedt. Mogen er enkelen zijn, die zoomin het een als het ander willen toegeven, de meesten zullen gaarne hunne tekortkomingen erkennen, wanneer deze hun maar helder en onwederlegbaar als zoodanig worden aangetoond, en wanneer hun door het praktische voorbeeld de weg tot verbetering wordt aangewezen. Het geheele westen van bet eiland maakt een totaal anderen indruk dan het oosten. Na het medegedeelde omtrent de verdeeling van den bodem behoeft dit geene verwondering te baren. In het oosten een dicht net van groote en kleine wegen , veel villa-achtige landhuizen van plantage-eigenaren en nog meer kleine, van buiten ten minste vaak niet onaardig uitziende negerwoningen , op verschillende plaatsen kleine gehuchten vormende. Daarentegen in het westen minder wegen , weinig landhuizen en buiten de woningen van opgezetenen van plantages ook weinig negenvoningen , terwijl de meesten van deze zelfs van buiten een haveloos voorkomen hebben. Inden regel hebben de opgezeten en der

470