1880 77 124 4 43 188114 5 6 6 31 2 3

111. DE LIJCHTDRUKKINGr. De luchtdrukking is hier te lande afhankelijk van de barometerstanden over de Britsche eilanden , zooals wij reeds in het artikel over het klimaat dier eilanden deden opmerken. Aangezien nu de laagste gemiddelde barometerstand ten N.-W. van ons is te vinden , zoo volgt daaruit dat de laagste standen ook bij ons in het Noorden en N.-W. zijn te zoeken. De gemiddelde standen zijn voor de maanden November en Maart voor de meeste stations het laagst. Yooral Maart is gekarakteriseerd door lage standen. Aangezien nu over het Yereenigd Koninkrijk in Maart een aanmerkelijk lagere baromererstand heerscht dan in Februari , is het duidelijk dat ook wij daarvan den invloed moeten ondervinden. \an April tot October is de stand van den barometer aanmerkelijk hooger , in October is die weder veel lager, om in November weer eenigszins te rijzen en in December nog iets te dalen. Januari heeft den laagsten barometerstand over Engeland , doch schijnt zulks hier te lande niet het geval te zijn, hetgeen daardoor wordt verklaard dat de isobaien in die maand in het Z.-O. van Engeland zeer sterk zijn samengedrongen. Hoewel lage drukking, dus lage stand van den barometer, m alle maanden van het jaar kan voorkomen en ook in ongunstige jaren niet zelden den geheelen zomer door de barometrische storingen een najaarstemperatuur kan heerschen, is dit geen regel. De normale barometerstanden zijn hier inden zomer tamelijk hoog. Die standen worden nog eenigszins hooger hoe zuidelijker men afdaalt, dus hoe verder men zich van het altijddurende minimum in het hooge N- W. verwijdert. Hoewel de hoofd-stormbaan de richting Schotland—Noorwegen Finland heeft zoo volgen de minima, vooral inden winter eh het voorjaar, dikwijls ook eene richting Schotland—Denemarken—Rusland ; zij naderen ons dus veel meer. De Oostzee is in dit geval de aantrekkingskracht. Zonder twijfel zouden wijde storingen alle uit de eerste hand ontvangen, indien de Britsche eilanden er niet waren om de depressie te verzwakken. Het Britsche Rijk is dus voor ons een golfbreker, zoowel wat wind als wat regen betreft. De droge N. en N.-O. winden, die wij steeds in het voorjaar, vooral in April, Moi en gewoonlijk ook in Juni hebben, worden veroorzaakt dooreen minimum van luchtdrukking inde Middellandsche Zee en dus dooreen toestand juist tegenovergesteld aan de gewone luchtdrukverdeeling. Een gebied van hooge drukking breidt zich dan over het N.-W. en N. Europa uit. Deze toestand is karakteristiek voor het voorjaar en den voorzomer. Het droge weder in dit jaargetijde is zéér nadeelig voor de vegetatie. Juist in het voorjaar zijn warmte en vochtigheid hoofdvereischten voor den groei en beide ontbreken ieder jaar regelmatig of zijn zéér onvoldoende. Nu en dan heeft gedurende de drie genoemde maanden eene wijziging plaats inde luchtdrukverdeeling, waardoor vochtig weder ontstaat, doch spoedig neemt de hooge luchtdrukking in het Noorden weder de overhand en blijft bijna onveranderd zelfs tot den langsten dag. Wij komen op dezen voor den plantengroei zéér schadelijken en onnoodig vertragenden invloed later nog terug en wenschen