3. Van het voederen met bijna uitsluitend ingekuilde klaver is gebleken , dat niettegenstaande ze een goedkoop voedermiddel is , het niet de voordeeligste methode kan genoemd worden , doch dat de waarde er van verhoogd wordt door bijvoedering van droog krachtvoeder. 4. Half krachtvoeder en half groenvoeder heeft de beste, uitsluitend krachtvoeder de slechtste nawerking op de melkopbrengst uitgeoefend. 5. Het is gebleken, dat het houden van beste melkkoeien, die veel voedsel noodig hebben , voordeeliger is dan het houden van minderwaardig melkvee , dat minder voedsel eischt. Er wordt evenwel uitdrukkelijk bij vermeld, dat deze conclusies nadere bevestiging behoeven door herhaling der proef. En hieraan is nu gevolg gegeven inden winter 1904/1905. We dienen hierbij echter nog op te merken, dat de prijs van het persvoeder gesteld is op 1 ct. per kilogram, en dat dit cijfer is berekend naar den hooiprijs , zonder rekening te houden met het risico , aan hooiwinning verbonden. Wel is dit risico door het gebruik van klaverruiters, vooral bij eene tweede snede klaver, verminderd, maar verwaarloozen kunnen we het toch niet. Moge bovenstaande korte inleiding aan hen, die min of meer buiten deze toestanden staan , eenigszxns duidelijk maken, dat deze voederproeven niet als ’t ware uit de lucht zijn komen vallen, maar dat er aan vooraf is gegaan eene zekere voorontwikkeling , die weer een gevolg was van de onzekerheid, die er nog heerscht omtrent de juiste wijze van voederen. En moge het vorenstaande tevens voldoende zijn om te doen uitkomen, waarom er in ’t najaar 1904 voorbereidende maatregelen werden genomen, om evenals inden vorigen winter na te gaan, welke de werking van ingekuild persvoer op de melkopbrengst is in vergelijking met die van krachtvoer. Ter bekorting van het verslag zouden we dikwijls kunnen verwijzen naar het vorige, maar het komt ons gewenscht voor ons hiervan te onthouden, om zoodoende ook dit rapport een op zichzelf leesbaar geheel te doen zijn. Daarbij zullen we nagaan , in hoeverre de resultaten overeenkomen met die van ’t vorige jaar, terwijl tevens nadrukkelijk zal worden gewezen op die verschillen in uitvoering, welke van invloed hebben kunnen zijn op de uitkomsten. Algemeene opmerkingen over het nemen van voederproeven. Wanneer er geen verandering optrad inde hoeveelheid en inde samenstelling van de melk , welke men verkrijgt gedurende het tijdsverloop, waarin hetzelfde voer wordt gegeven, dan was het niet moeilijk den invloed na te gaan vaneen bepaald voedermiddel of een bepaald voederrantsoen op de melkopbrengst. Maar we weten, dat er behalve het voeder nog andere factoren zijn, welke hunnen invloed doen gelden op kwantiteit en kwaliteit der geproduceerde melk. Zoo is het bv. op verre na niet van belang ontbloot, hoe men het melkvee houdt en hoe men het verpleegt, en evenmin is het zonder beteekenis, hoe en wanneer men gaat melken en wanneer de koeien weer drachtig zijn geworden. Evenwel zal het niet moeilijk vallen laatstgenoemde factoren gedurende een zekeren proeftijd zóódanig gelijk te doen houden , dat ze niet of althans zeer weinig influenceeren op het te verkrijgen resultaat. Hiertegenover staan echter omstandigheden , die zich niet zoo gemakkelijk laten eliraineeren, en hiertoe behoort dan vooral de duur der lactatie. Deze influenceert zeer verschillend op de hoeveelheid en de samen-

542