personen in aanraking komt, zich van enkelen, zoo niet de vijandschap, dan toch de ontevredenheid op den hals halen. Door velen worden verwachtingen, niet altijd vrij van egoisme, vastgeknoopt aan de komst van den deskundige, welke deze niet kan en niet mag verwezenlijken, en niet ieder is onbevooroordeeld genoeg , om achterna het onredelijke van zijne eischen in te zien. Ligt het niet voor de hand , dat de ontevredenen naar het bezoek van den Inspecteur uitzien als naar eene geschikte ge: legenheid, om genoegdoening te erlangen ? En zal deze ambtenaar steeds onontvankelijk blijven voor de scheeve, alhoewel te goeder trouw gegeven , voorstellingen , hem door genoemde personen van hunne grieven gegeven ? Wantrouwen aan den eenen kant, het bewustzijn , onbillijk te worden beoordeeld aan den anderen kant, zal het gevolg wezen. Wrijving tusschen de beide ambtenaren en tenslotte ontmoediging of wrevel bij den ondergeschikte zullen niet uitblijven , zoo er geen openlijke strijd ontstaat, alles tot groot nadeel der zaak, welker belangen aan hen zijn toevertrouwd.

Maar nog in andere opzichten zal het stelsel schadelijk werken. In hoeverre het zuiver administratief tot moeielijkheden aanleiding zal kunnen geven , kan ik niet ten volle beoordeelen , maar het komt mij toch voor , dat deze den een of anderen tijd zullen ontstaan. Zal een ambtenaar , wien gewichtige belangen van twee kolonies zijn toevertrouwd , zijne plichten tegenover beide steeds kunnen verdoelen tot volkomen tevredenheid der twee gouverneurs ? Zeker leidt echter het stelsel , wat Curagao betreft, tot groote omslachtigheid en tot tijdverlies. Zal niet het inspecteurschap een onding zijn , dan zal in zaken van groot belangde Inspecteur zijn advies daaromtrent dienen te geven. Een brief blijft minstens 8 dagen onderweg tusschen Curagao en Suriname, heen en terug dus 16 dagen. Reeds een zeer langen tijd dus. Kan echter de Inspecteur steeds het stuk onmiddellijk in behandeling nemen ? Hij heeft toch ook andere werkzaamheden, daar zijne hoofdbelangen in Suriname liggen. En hoe als hij zich ten tijde van de aankomst van het stuk in kwestie op reis bevindt? Hij kan aan de Nickery zich ophouden, misschien ook op eene der Britsche eilanden. Moet het stuk hem dan worden nagezonden? Alweer tijdverlies. En zal hij daar over de gegevens kunnen beschikken, noodig voor het geven van advies ? Of moeten in zijne afwezigheid de onder hem te Paramaribo werkzame ambtenaren de zaak behandelen? Zijn deze dan allen meer competent dan de curagaosche landbouwkundige, die daarbij door zijn langdurig verblijf inde kolonie in staat is gesteld, niet alleen de eigenaardigheden en belangen van den landbouw op de verschillende eilanden te leeren kennen, maar ook deze laatste in hun onderling verband ? Hoe ik ook de zaak bezie, ik kan er geene doelmatigheid maar louter het tegendeel in vinden. De heer Went heeft de op de Britsch-West-Indische eilanden ingevoerde organisatie tot voorbeeld gekozen. Werkt deze ten volle tevredenstellend ? De heer Went heeft het overbodig geacht, hiervan het bewijs te leveren. Maar zoude dat werkelijk het geval zijn , dan nog is hot voorbeeld verkeerd gekozen. De bedoelde engelsche eilanden liggen in eene bijna onafgebroken reeks, zich uitstrekkend van de kust van Yenezuela tot het eiland Portorico. Het nabijgelegen Demerara is hij de organisatie ingedeeld. Wijselijk heeft de engelsche regeering het verder

621