C. J. M. JONGKIND! CONINCK.

taak gewijd heeft, met eene kennis en energie, gelijk zelden gebonden worden. Daardoor is ons een man ontvallen, die hart voor den landbouw had, en geestkracht genoeg bezat om iets in het belang daarvan gedaan te krijgen. Inde laatste jaren door ziekte dikwerf uit zijnen werkkring gerukt en door treurige sterfgevallen terneergeslagen, was hij evenwel tot voor weinige weken vóór zijn dood daar, waar hij meende de belangen van den landbouw te kunnen behartigen. Geboren den 28en November 1834 te Aarlanderveen, werd hij door zijnen vader, mr. Albertus Jongkindt Coninck, burgemeester aldaar en gehuwd met Maria Catharina Leembruggen, voor den landbouw bestemd, omdat op jeugdigen leeftijd reeds zijne neiging daarvoor zich openbaarde. In 1850 werd hij aan de landhuishoudkundige school te Groningen als de honderdste leerling ingeschreven, waar hij met zooveel lust de werkzaamheden opvatte, dat het niet lang duurde, of hij had de achting zijner leermeesters verworven, en een zeker overwicht over zijne medeleerlingen verkregen. Hij was de eerste, die een eindexamen deed en het diploma van landhuishoudkundige verwierf (1853). Daarna beoefende hij een jaar lang de praktijk bij den landbouwer Swart, onder Oudshoorn, en aanvaardde in 1854 eene groote boerderij „de Westronde Blesse” nabij Steenwijkerwold, die hij eerst voor zijnen grootvader, den heer Leembruggen, administreerde, en waarvan hij later pachter werd. Hij bracht aldaar vele verbeteringen aan, en hij, do man van het gezellige leven, besteedde de lange winteravonden aan de beoefening der wetenschappen, hoofdzakelijk de scheikunde, waarvoor hij zich op de boerderij eenige toestellen tot het nemen van proeven had aangeschaft. In 1857 werd Jongkindt Coninck benoemd tot onderdirecteur der Landhuishoudkundige School te Groningen, waar hem, als opvolger van den heer Eömelingh, de zware taak wachtte niet alleen onderwijs te geven, maar ook de boerderij der school te Haren, circa vijftig hectaren groot, te administreeren. Yeel heeft hij bijgedragen tot den bloei der Landhuishoudkundige School, en aan de door hem ingevoerde nuttigelandbouwreisjes met de leerlingen, hebben wij eenige belangrijke beschrijvingen met afbeeldingen van boerderijen inde provincie Groningen te danken. den uitgever van het weekblad «Eigen Haard” uit het genoemde uitmuntende tijdschrift overgenomen. In »Dr. Staring’s Landhouw-almanak voor 1886”, waarschijnlijk bij een groot gedeelte onzer lezers in bezit, komt wel is waar ook reeds een goede levensbeschrijving van den overledene voor, door Dr. O. Pitsch gegeven, (om hier nu niet van andere in verschillende bladen verschenen opstellen te gewagen). Dit ontheft ons echter niet van de verplichting om voor een man, die zulk een grooten invloed op den vaderlandschen landbouw uitoefende, als de heer Jongkindt Coninck dit deed, ook in dit aan den Nederlandschen Landbouw gewijd Maandblad een gedenkzuil te stichten, waarop de voornaamste levensbijzonderheden en werkzaamheden van den overledene duurzaam gegrift staan. Het zal onzen lezers zeker niet dan aangenaam zijnde hierboven vermelde, eveneens door bevoegde hand op schrift gestelde bijzonderheden, naast die inden Almanak en elders vermelde, in eigendom te bezitten, lied.

2