VREEMDE HOUTSOORTEN IN PRUISSEN.

van het tijdsverloop konden dan ook nog geen bepaalde ervaringen opgedaan en verzameld worden aangaande het aanbevelenswaardige voor de kuituur in het groot der voor de kultuurproeven gebezigde houtsoorten. De proeven worden voortgezet, en ten einde de algemeene belangstelling op te wekken, dient nu reeds het volgende: Tot nu toe heeft men goede verwachtingen van de proeven met de kuituur van Acer californicum (Californische Eschdoorn, vergel. Maandblad 1865, hlz. 77), Juglans niger (Zwarte Notenboom) en Quercus rubra (Roode Eik). Yan de Californische Ahorn werd in 1881 en ’B2 in 32 „Oherforstereien” ongeveer 105 kgr. zaad in kampen uitgezaaid. De zaden lagen gedeeltelijk 1 jaar lang niet ontkiemd inden grond, doch kwamen over het algemeen, zelfs inde oostelijke provinciën goed op, en de plantjes vertoonen overal een welig gewas, dat het gewas der inheemsche Ahornsoorten aanmerkelijk overtreft. De jonge plantjes blijken zeer goed tegen de winterkoude bestand te zijn en ook niet zeer keurig op de soort van grond. Lossen, vochtigen, echter niet natten bodem schijnt de beste te zijn. Verder schijnt deze houtsoort veel licht te behoeven. lie Zwarte Notenboom, die zwaar hout van fijne vezel oplevert, dat gepoelitoerd een buitengewoon schoon voorkomen verkrijgt, is in Duitsche parken reeds lang ingevoerd; zelfs zijn er reeds 17 jaren in Pruissen kultuurproeven als woudboom mede genomen. Volgens de hierbij en in 1881 en ’B2 opgedane ervaringen in laatstgenoemde jaren werden ongeveer 123 kl. noten in 55 „Forstereien” uitgezaaid houdt deze in zijn jeugd snel en krachtig groeiende soort vaneen warmen, krachtigen, vochtigen bodem en een niet te ruw klimaat. De noten ontkiemen veelal eerst na een jaar en de jonge planten zijn vooral dan aan het gevaar van bevriezen blootgesteld, wanneer de toch 'reeds laat beginnende kiemingsperiode door aanhoudende droogte nog verlangzaamd wordt en zij voor het begin van den winter niet .houtachtig genoeg geworden zijn. Over het geheel is toch het resultaat der proeven met deze houtsoort, zelfs inde oostelijke provinciën, niettegenstaande de ongunstige weersgesteldheid niet ongunstig geweest, vooral daar de Zwarte Notenboom, afgevroren of door het wild afgeknaagde stammetjes, licht door krachtige nieuwe vervangt. In het vorstelijk park te Suzigkofen (Hohenzollern) komen lOOjarige hoornen voor, die meer dan 1 meter dik zijn en die de voor loofhout ongewone hoogte van 35 meter bereikt hebben, terwijl hunne kronen zich tot een ruim gewelf uitbreiden. Ook van de Roode Eik zijn inde verschillende provinciën reeds sedert lang kleine groepen in parken en bosschen aanwezig. In het park te Sagan staat een 120 jarige boom, die uit zaad gekweekt is. De kultuurproeven met deze houtsoort geschiedden in 1881/82 in 24 „Oberforstereien”. Algemeen overtrof de groei dien van de inlandsche eiken. De schors onderscheidde zich door gladheid, hetgeen deze Eik wellicht bijzonder geschikt voor akkermaal voor schelhout doet zijn. Daarbij schijnt zij niet bijzonder keurig op de soort van grond en tevens vrij goed tegen vorst bestand te zijn.

28