LANDBOUW-YOORDRACHTEN VAN G. FOUQUEÏ.

IY. De Grondbewerking (1). M. II.! De bewerking van den grond bekleedt eene eerste plaats onder de verschillende werkzaamheden die verricht moeten worden vóór men zaait. Zij oefent grooten invloed uit op het in werking komen van dein den grond aanwezige voedende bestanddeelen, daar zij de wortels in staat stolt hunne functiën te vervullen. Het nut en de werkzaamheid van het omwerken of spitten is licht te begrijpen. Ineen zwaren en dichten grond worden de wortels, in hunne ontwikkeling verhinderd, want zij ontmoeten belemmeringen, waardoor zij niet naar willekeur zich kunnen uitbreiden en inden grond dringen en het gebied, waaruit zij hun voedsel kunnen trekken, is natuurlijk beperkt. Ineen goed verdeelden omgewerkten grond valt het hen daarentegen gemakkelijk hunne haarvezels en vertakkingen naar alle kanten uitte breiden, om hunne opslorpende organen te vermeerderen en dus overvloediger voedsel tot zich te nemen. De geheele plant wint dus natuurlijk bij zulk een goede standplaats, en terwijl verder alle omstandigheden gelijk zijn, erlangt zij meer vastheid, krijgt betere en overvloediger vruchten. Hieruit volgt, dat op gronden, die overigens gelijk zijn en even vruchtbaar, de oogsten altijd overvloediger en zekerder zullen zijn op goed bewerkte en gespitte gronden dan op minder goed toebereide. De bewerking van den grond verbreekt voor een korten tijd de aanhechting die do aarddeeltjes verbindt en maakt den grond zoo poreus, dat de lucht er kan indringen dooreen menigte kleine kanalen in alle richtingen, tot aan de diepte door den ploeg bereikt. Deze toevoer van lucht tot waar de wortels groeien, is van het hoogste gewicht, daar zij onmisbaar is voor het bereiden van de voeding voor de planten. Door de werking der elementen uit de dampkringslucht op de organische en minerale bestanddeelen in den grond, heeft de oplossing en toebereiding van de voedende stolfen plaats. De mest zou geen nut doen zonder de inwerking der lucht en ik zou bijna zeggen dat de grond moet adem halen zal hij vruchtbaar zijn. De invloed dien de atmosfeer uitoefent op de grondlagen, die er onmiddellijk aan blootgesteld zijn, hangt niet enkel af van de uitgestrektheid van de oppervlakte, gesteld dat de omstandigheden overigens dezelfde zijn. Men moet ook rekening houden met den duur van de aanraking. Hoe langer deze plaats vindt, hoe duidelijker de uitwerking in het oog zal springen. Wj zien dan ook overal, waar de landbouwer den vooruitgang is toegedaan, hem zijne gronden oraploogen, zoodra de oogst binnen is en in elk geval zorgen, dat zulks vóór den winter geschiedt. Als bewijs van het nut van de inwerking der lucht kan men ook het braak laten liggen aanhalen, dat vroeger op groote schaal plaats vond en waarbij men den grond gedurende een geheel jaar liet liggen zonder er vruchten van te trekken, terwijl men hem in dien tijd 3, 4 of dikwijls nog meermalen beploegde. (1) Voordracht gehouden te Rochefort 22 Oct. 1862.

90