VOEDINGSWAARDE VAN HET VLOEIWATER

Hoeveelheid m , . S Vermindering o van het g p, rS ,2 m -"s op de H.A. en in 3'.g Ö <3 2? . •2.2 o1 bf § g g £ o 1 seconde .S g 'P o 2 ” , 'S s -a ■ 3 “ » ' -3 “ «om g bfl water. in het in £ op.de H.A en | geheel. ct ” | in 1 Seconde. I. Herfstbevloeiing. cc. °C 1. Talie, 2-3 Nov. 1877. 0,200 0,178 6,67 helder. 0,022 11,0 3,67 2. In Mettingen , 16—17 Nov. 1877. 0,141 0,131 6,74 bewolkt. 0,010 7.1 1,18 11. Voorj aarshevloeiiny. 1. Talie, .... 25—26 Febr. 1878. 0.261 0,261 6,18 S J _ 2. In Hollage Waccum, ieten. 13—13 April 1878 0.174 0,158 10,16 zonneschijn 0,016 9,2 4,6 111. Zomerievloeiing. 1. Talie, , ~ 7 8 Aug. 1878 0,153 0,126 19,48 . ,0 . , 0,027 17,6 2. In Mettingen. sterke wmd. 29—30 Juli 1878. 0,190 0,177 14,37 vantijdtottljd 0.013 6,8 3. In Hollage Waccum, regen. 8— Aug. 1877. 0,070 0,064 18,15 bewolkt. 0,006 8.6 – De verdamping van het water is bij het bevloeien van weiden afhankelijk van verschillende factoren: I°. Van de hoeveelheid inden bodem voorhandene vochtigheid (hoe grooter de vochtigheid is, des te grooter is de verdamping). 2°. Van de meer of minder losse of vaste ligging der aarddeelen, daar de bodem des temeer water verdampt, hoe vaster deze is. 3°. Van de kleur der oppervlakte: hoe donkerder de oppervlakte is, des temeer wordt er water verdampt, hetgeen klaarblijkelijk daaruit voortspruit, dat de bodem zich meer en meer verwarmt, hoe donkerder hij gekleurd is. 4°. Van de grootte der oppervlakte: de verdamping stijgt naarmate de oppervlakte van den bodem grooter is, welke met de atmosfeer in aanraking komt. s°. Van de warmte en van de relatieve vochtigheid der lucht; de grootte dor verdamping stijgt niet alleen met de vochtigheid van den bodem, doch ook met de temperatuur der lucht. De wind oefent niet minder grooten invloed uit: is de atmosfeer boven een verdampend wateroppervlak zonder eenige beweging, zoo zoude deze spoedig met waterdamp verzadigd zijn en daardoor de verdamping langzamerhand ophouden; indien echter de wind voortdurend nieuwe, droogere luchtlagen over het wateroppervlak doet strijken en tegelijkertijd de reeds verzadigde lucht verwijdert, zoo wordt hierdoor bp hetzelfde gehalte aan vochtigheid eene des te grootere verdamping veroorzaakt, hoe sterker de wind is. De ondervinding leert

8