KORTE MEDEDEBLINGEN.

Op het onlangs te Haarlem gehouden Landb.-Congres zijn door den heer Dr. J. Ritzema Bos uit Wageningen, in eene belangwekkende rede, eenige verkeerde bepalingen aangetoond, die inde bekende, zoogen. „Yogelenwet” zijn ingeslopen. De kundige zoöloog is, evenals vele andere van meening, dat, terwijl sommige vogels tot schade van den landbouwer, ineen gedeelte van het jaar bij die wet „vogelvrij” zijn verklaard, andere, voornamelijk de meeste kraaiensoorten en mussohen, die aartsschuiiners, door die wet eene bescherming genieten, die de landbouwer ben ongaarne gunt. Hu heeft ook zooals de Asser Courant mededeelt het Hoofdbestuur van het Drentsche Landbouwgenootschap ineen adres aan Z. M. de Koning den wensch kenbaar gemaakt, dat de ring- en huismusschen, alsmede de roeken en kauwen, niet langer beschermd mochten worden en dat de Commissarissen des Konings het verkrijgen van volmacht om jonge kraaien in het voorjaar dood te schieten zoo gemakkelijk mogelijk mochten maken. De Frov. Overijss. en Zw. Courant meldt, dat de werkzaamheden van het technisch bureau der Zuiderzeevereeniging gedurende de tweede helft van het jaar 1887, voor zooverre de omstandigheden zulks toelaten, bestaan in: Het doen van eene verkenningstocht in het noordelijk gedeelte der Zuiderzee, de Wadden en de Lauwerzee, alsmede op de eilanden, ten einde met den plaatseljjken toestand aldaar bekend te worden, en tevens tot voorbereiding van de later in het noordelijk gedeelte der Zuiderzee te verrichten grondboringen. Deze verkenningstocht zal plaats hebben met eendoor het departement van marine te verstrekken loodsvaartuig. Bepaling van de plaats, de inrichting, de constructie, de afmetingen en de kosten van den afsluitdijk in verband met de reeds bestaande bedijkingen. Onderzoek betreffende de hoogte van den waterspiegel op het afgesloten gedeelte der Zuiderzee: a. wenschelijk peil, dat op meer doorgaande moet bestaan; b. sluisruimte, die daartoe wordt noodig geacht; c. hoogste standen, die op het afgesloten gedeelte der Zuiderzee zullen voorkomen, veroorzaakt door; 1. Stormvloeden en daarvoor belette loozing van het meer, 2. opzetting van het meer hoog opperwater en groote regenval, 3. vereenigde werking van beide invloeden onder 1 en 2 vermeld; d. geschiktheid van het meer tot waterlating der omringende provinciën; e. lage standen van het peil van het meer, en hoe daarin ten behoeve der scheepvaart en der afwatering (te droog leggen der landerijen) voorziening te brengen. In het zuiden van Limburg wordt inden laatsten tijd veel belangstelling getoond inde verbetering der zuivelbereiding door de eenvoudigste toepassing van het „koudwaterstelsel” met behulp der zoogen. uit België ingevoerde „écrémeuses”. Er zijn reeds een tiental veehouderijen, waar men er gebruik van maakt. Door de

126