NOG EEN EN ANDER OVER DEN LAKTOKKIET.

pagne op blz. 115 (vorig nummer) van ons Maandblad besproken, zeer zeker een onschatbaar werktuig, als men b. v. naast de geheele hoeveelheid melk door eene koe gegeven, ook de hoedanigheid der melk, het vetgehalte, wenscht te weten.' Dit is toch (verg. blz. 67 van ons Maandbl.) de eenige vertrouwbare maatstaf ter beoordeeling van de waarde eener melkkoe. Maar zonder aan dit werktuig te kort te doen, gelooven wij toch en de heer v. L. C. stemt dit, bedriegen wij ons niet, zeker gaarne toe dat voor de bezitters en gebruikers vaneen Separator van de Laval, niet alleen in zuivelfabrieken, maar ook in zeer groote boerderijen, wegens de snelheid gepaard aan nauwkeurigheid, waarmede kan worden gewerkt, de Laktokriet de voorkeur verdient. De heer v. L. C. oppert het zeker niet geheel ongegronde bezwaar, dat er tamelijk veel handigheid en geoefendheid toe vereischt wordt om met dit werktuig om te gaan, doch dit is niet minder van toepassing op het werken met den Lactobutyrometer, die bovendien veel breekbaarder is (1). Zeker is het, dat tegenwoordig, vooral de jonge, pas beginnende landbouwer, niet tegen dergelijke werkzaamheden, die eene andere soort van vaardighéid dan het gewone landwerk vereischen r mag opzien. In veel opzichten is de landbouw, zal zij werkelijk voordeel opleveren, thans veel meer eene „Kunst” dan vroeger toen zij meer uitsluitend „Handwerk” was. In het bedoelde opstel in „De Natuur” nu, wordt er op gewezen, dat de bepaling van het roomgehalte, met behulp der bekende gewone cremometers, geen juisten maatstaf aangeeft voor het gehalte aan boteroet der melk. Zoo is o. a. de grootte der afgescheiden vetkogeltjes, die zoowel van de temperatuur als van andere omstandigheden afhangt, van veel invloed op de dikte der roomlaag. In melk en in room namelijk is het botervet ineen toestand van zoogenoemde emulsie aanwezig, d.i. het wordt ten gevolge van den eenigszins kleverigen aard, dien de melkivei de vloeistof waarin de boterbolletjes zweven, wel te onderscheiden van de wei, die bij (1) Dat de behandeling van den Laktokriet ook niet al te moeilijk aan te leeren is, blijkt o. a. uit het volgende voorbeeld. De ongeveer 4000 bepalingen van het vetgehalte inde melk van 329 koeien, van 12—18 Juli 1886 te Stockholm verricht (vergel. blz. 47, Maandbl. n°. 3), werden hoofdzakelijk door 15, daartoe door de Deensche Separator-aktien-maatschappij te Stockholm opgeleide «knapen” ten uitvoer gebraoht. (Hann. Land- u. I’orstw. Ztg. ’B7, S. 571). Wellicht dat aan de volgende uitkomsten van dat onderzoek hier wel een plaatsje verdient te worden ingeruimd Gemiddeld bedroeg het vetgehalte der melk van 18 • Hollandsche” koeien 4,02 pCt.: dat van 99 Oostfriesche 3,42 pCt.; dat van 5 Oldenburgsche 3,19 pCt ; dat van 5 Angler koeien 3,46 pCt. Het hoogste vetgehalte van eene Oostfriesche koe bedroeg 6 dagen lang steeds 5 pCt. en gemiddeld dagen 4,96 pCt. Dit dier was bijna 8»- jaar oud Van de 18 -/Hollandsche koeien leverde de melk van eene bijna 5 jarige koe op een dag mede een vetgehalte van 5 pCt. Het hoogste gemiddelde (van 7 dagen) gehalte aan vet werd gevonden inde melk van 3 koeien van het Noorweegsche bergras uit Telemarken, veel overeenkomst hebbende met de Jersey- en Angler koeien, nl. 4,503 pCt. De verschillende gekruiste rassen zijn, wat het gevonden vetgehalte betreft, allen achterlijk gebleven bij de koeien van zuiver ras. 9*

131