OVER VARKENSHOUDER IJ.

stoffen”, de „Koolhydraten” (1), het „Vet” in het voeder en van de onderlinge verhouding van die bestanddeelen in het dagelijksch rantsoen. Het wordt ons duidelijk gemaakt, dat en waarom hetgeen kunst is een varken vet, verbazend vet en zwaar te maken als men niet op de kosten ziet, maar wel om bij het fokken en vetmesten zooals men zegt „vaneen dubbeltje een gulden te maken”, en dit gaat nu eenmaal niet wanneer men in ’t wilde weg voedert, b.v. nu eens wat veel meel, dan weder wat veel aardappels enz. al naar dat een of ander voedermiddel toevallig ruim voorhanden is, voedert. De eenvoudigste boerenvrouw, die van haar keunen op ’t schot gaarne een flink spaarpotje maakt, zou als zij ’t las den schrijver gelijk geven in hetgeen hij zegt van het voederen van groen aan de varkens en van ’t gebruik van den sopketel (blz. 71—91); bijzonder sprekend is het voorbeeld van het vetmesten vaneen paar keunen dooreen arbeidersvrouw op blz. 72. Het door ons menigmaal voor varkens aanbevolen vleeschvoedermeel wordt ook door L. L. O. zeer aangeprezen, vooral als het voedsel overigens hoofdzakelijk uit aardappels bestaat. De voor- en nadoelen van andere voedermiddelenworden eveneens kortelijk besproken. Op blz. 91 —lOl deelt de schrijver een en ander mede omtrent de meest algemeen voorkomende varkensziekten en wat de varkenshouder zelf er tegen doen kan. Dit gedeelte, hoewel kort, zal zeker niet het minst geraadpleegd worden en tal van wenken er in gegeven zijn voor den boer goud waard, al maken ze den kundigen veearts niet onontbeerlijk: het tegendeel is waar. ’t Is hier ook al weder de groote kunst om de dieren gezond en levenslustig te houden, een kunst, wellicht even groot als die om zieke dieren weder gezond te doen worden. Wat meer uitvoerig zouden zeker velen door L. L. O. de voeding en verpleging in het algemeen van het varken beschreven zien; hetgeen daaromtrent in het laatste hoofdstuk: „lets over de hokken der varkens” (blz. 102—104) te lezen staat, doet den wensch opkomen, dat de schrijver hetzij ineen tweeden druk, die wellicht spoedig noodig zal blijken te zijn, hetzij ineen onzer landbouwbladen, meer uitvoerig zijne ervaring en denkbeelden daaromtrent mocht mededeelen. Het nuttige en onderhoudend geschreven boekje wenschen wij in veler handen. Ongetwijfeld zul het ook door velen gelezen worden niet alleen maar tevens ook met groote voldoening. v. P, LICHAAMSMETENGEN BIJ HET RUNDVEE. door D. A. de JONG Jzn. , Rijksveearts. (Vervolg en slot van blz. 3.) Na de bijzonderheden op blz. 3 vermeld, gaat Nörner het nut bespreken van metingen. Hij geeft de volgende voordeelen op: 1. Het meten helpt afwijkingen onderkennen, die aan het bloote oog ontgaan. (1) Misschien ware de uitdrukking «zetmeelachtige stoffen”, hoewel ook al niet volkomen juist, toch te verkiezen boven '/koolhydraten”.

24