GROENE BEMESTING YAN ROGGE MET LUPINEN,

steden, door fabriekarbeiders bewoond, zeer buitensporig hoog is (1), dan zou de proefneming natuurlijk, ondanks de mindere kosten en de grootere opbrengst van de lupinen-perceelen voor deze zeer nadeelig uitvallen. Ik ging echter bij deze proefneming uit van zeer arm roggeland dat bij de tegenwoordige pachten niet meer op de gewone wijze met voordeel kan worden bebouwd. Zulk land blijft op de Yeluwe dikwijls onbebouwd als driesland liggen en brengt als schapenweide gemiddeld f 5 per bunder op. Maar al stellen wij ook de pacht of grondrente op f 15 of ƒ 25, altijd toch zal de groene bemesting meer voordeel afwerpen dan een bemesting met stalmest. Eerst wanneer de huur f5O bedraagt, zullen heide bemestingswijzen in rentabiliteit gelijk staan, d. w. z. noch de eene noch de andere zal voor den landbouwer voordeel opleveren. Wordt de huur nog hooger, dan kan rogge slechts met verlies op schrale zandgronden verbouwd worden. Is dan dit verlies bij groene bemesting met lupinen nog grooter, dan blijkt hieruit tevens dat de geheele roggebouw onder de gegeven omstandigheden finantieel onmogelijk is. Bij onze berekening is verder verondersteld, dat de vracht stalmest f 2 zou kosten. Deze veronderstelling steunt natuurlijk eenigszins op losse gronden, omdat de waardeberekening van den stalmest moeilijk is en hierbij vooral ook rekening gehouden moet worden met de waarde van alle landbouw-produkten en grondstoffen. Maar toch geloof ik, dat men met het oog op het door de analyse vastgestelde gehalte van dien mest aan plantenvoedende stoffen en de waarde welke deze vertegenwoordigden, en vooral ook met het oog op de geschiktheid van dien mest om op tabaksgronden inde omgeving te kunnen worden gebruikt, den prijs in geen geval lager mag stellen dan door ons is geschied. De voordeelen van de groene bemesting met lupinen zijn ook nog te vergrooten, door het lupinenzaad, dat tegenwoordig duur is, zelf te verbouwen. Yele gevallen inde Yeluwe hebben mij geleerd, dat dit volstrekt niet tot de onmogelijkheden behoort, al is het ook waar, dat het niet geregeld gelukt. In het algemeen acht ik mij door de resultaten van deze en van verscheidene andere proefnemingen, die in dezelfde richting door praktische landbouwers en vooral door D. Engelen te Luuteren onder toezicht van het proefstation zijn genomen, gerechtigd tot het aannemen der volgende stellingen: 1. Ook op de schrale zandgronden der Veluwe en zonder twijfel ook van andere streken in Nederland kan men, met behulp van lupinen (1) Door de noodzakelijkheid, die voor de meeste fabriekarbeiders en dagloouers bestaat,, zich minstens aardappelen en wat groenten door eigen verbouw te verschaffen , wordt de concurrentie om kleine stukken nabij gelegen land te verkrijgen, zij het dan ook van de schraalste soort, zoo groot, dat er geheel onevenredig hooge huurprijzen voor betaald worden. Eene kleine landbouwkundige berekening leert ons, dat op zulke grondstukken in verband met de huurprijzen, verloren wordt. Dat deze grond nog bebouwd wordt, komt daar vandaan, dat zij hun eigen arbeid, of dien van hun gezin, voor of na den eigenlijken werktijd verricht, niet behoorlijk in rekening brengen – een bekend ekonornisch verschijnsel, soms van zeer treurigen aard, waarop wij hier echter niet nader kunnen ingaan.

180