DE KWESTIE DER SUIKERBIETEN-VERKOOP.

Te oordeelen naar het bovenstaande, kunnen zoowel fabrikanten als de leveranciers der bieten, de landbouwers, voorloopig met het verkregene resultaat tevreden zijn. Terecht zag men in, dat met geweld, met een soort van „strike” dus, ook hier geen voordeelen te verkrijgen zijn. Het ernstig pogen der op de vergadering aanwezigen, om de kwestie bij minnelijke schikking op te lossen, voor zoo verre die oplossing in gegeven omstandigheden mogelijk was, is zoo duidelijk gebleken, dat men nu met eenig recht mag verwachten, dat ook de fabrikanten tot eene billijke schikking bereid zullen worden bevonden ten minste wat het door de landbouwers te gebruiken zaad betreft. Wellicht, dat men in volgende jaren nog een middel zal vinden om tot de voor beide partijen meest billijke schikking, nl. het betalen der bieten volgens gehalte, te kunnen geraken. Bij hot gebruik van zaad, zoowel door de teelders als door de fabrikanten goedgekeurd, en wanneer de eerste niet te kleine akkers met bieten wilden beteelen en er dus minder gevaar was voor verbrokkeling, kan het getal onderzoekingen naar het suikergehalte niet zoo groot zijn, dat bij eenig overleg en bij afspraak van te voren met voor het onderzoek bevoegde personen of inrichtingen ze niet ten uitvoer konden worden gebracht, al is het bezwaar, dat tijdelijk dagelijks een vrij groot aantal monsters moest worden onderzocht, waarbij de bieten niet eenige dagen kunnen blijven liggen, eer men ze voor het onderzoek onderhanden neemt, niet gering. Wellicht, dat de nog te benoemen direkteur van het in het zuiden van ons land (Breda of volgens het verlangen op de vergadering te Steenbergen gëuit te Zevenbergen?) verwacht Proefstation wel met voorstellen voor den dag zal komen, waardoor, hetzij door bepaalde inrichting van het laboratorium in bedoeld Proefstation, hetzij door verdeeling van het aantal onderzoekingen over verschillende personen of inrichtingen, raad geschaft wordt. Voorloopig zal er reeds veel gewonnen zijn, wanneer er meer toenadering ontstaat tusschen fabrikanten en teelders, waartoe het overleg omtrent het te gebruiken zaad wanneer de eerste daarin toestemmen reeds een eersten en gunstigen stap zou kunnen zijn. Zooals de heer van Rossum, direkteur van de suikerfabriek „Holland” te Halfweg, een deskundige bij uitnemendheid, terecht opmerkte (zie Maandblad 1887 blz. 185), is eender grootste bezwaren, die het verkrijgen van de grootst mogelijke winst bij de suikerbietenteelt inden weg staat, het gemis aan samenwerking tusschen fabrikanten en teelders. Nog afgezien van het feit, dat de agenten, die voor de fabrikanten de bieten opkoopen een gedeelte der winst, die eigenlijk aan do landbouwers toekomt, opstrijken, komt de fabrikant zelf zelden of ooit in aanraking met de landbouwers, die de bieten verbouwen en aan hen leveren. Kennismaking ontbreekt en de fabrikant leert daardoor niet de eigenaardigheden van land of bedrijf van zijn leveranciers kennen, is daardoor ook niet in staat op vriendschappelijke wijze van gedachten te wisselen en soms een nuttige wenk te geven; kortom het onderling overleg, de wrijving van gedachten ontbreekt geheel. Overigens zijn nog steeds de op blz. 7 en 8 van Maandblad

28