DE KWESTIE DEK SÜIKERBIEIEN-VERKOOP.

1888 (1) gemaakte conclusiën naar onze meening van waarde. Ook het daarin gezegde van het wenschelijke der oprichting van voorschot- of kredietbanken, blijft ernstige overweging verdienen. Die landbouwers, welke jaarlijks een bepaalde som per hectare als voorschot van de fabrikanten ontvangen, zijn natuurlijk in hooge mate van dezen afhankelijk, en daar het aantal van hen zeker niet gering is, stellen zij ook aan anderen, die geen voorschot ontvangen en dus geheel onafhankelijk zijn, groote belemmeringen inden weg tot het verkrijgen van billijke bepalingen inde contracten bij den verkoop van suikerbieten. Inde Landbouw-Courant van 20 Dec. en 17 Januari komen een viertal stukken voor, waarin de hier behandelde kwestie van verschillende zijden beschouwd wordt en die aan de kennismaking van belangstellenden zij aanbevolen (2). In het eerstgenoemde wordt door A het volgende middel voorgesteld, waardoor naar zijne meening de tegenstrijdigheid inde belangen der landbouwers en der fabrikanten zou worden opgelost, nk: De landbouwer koope goed zaad van eene suikerrijke heetwortelsoort, desgevorderd in overleg met «Het Bond der Suikerfabrikanten”, zaaie dit voor eigen rekening en verkoope zijne beetwortelen niet, vooraleer ze gegroeid zijn. Ziedaar het eenvoudig en, daarom misschien, wraar middel. De beetwortelhandel wordt zoodoende gedreven zooals de handel in elke andere koopwaar. De landbouwer verkoopt zijne suikerbieten volgens kwantiteit en kwaliteit en bedingt daarvoor een prijs, welke, evenals bij alle andere waren, door vraag en aanbod beheerscht wordt. De concurrentie en naijver der suikerfabrikanten strekken hem tot waarborg, dat zijne waar steeds gemakkelijk aftrek zal vinden. De fabrikant koopt eene waar, welker innerlijke waarde hij kan onderzoeken en besteedt daarvoor dien prijs, welken hij in verbaad met de waarde van zijn fabrikaat geven kan. Laat ons nu eens nagaan, hoe deze manier van handelen zich in bizonderheden zon toedragen. Nadat de landbouwer zijne beetwortelen op eigen kosten gezaaid, gewied en onderhouden heeft, wacht hij tegen half Augustus of zoodra de opbrengst per hectaar en het suikergehalte der biet met eenige zekerheid te bepalen zijn, de komst van den suikerfabrikant af, die na eene nauwkeurige begroeting van de vermoedelijke opbrengst per hectaar en een desverkiezend scheikundig onderzoek van het gehalte, met den landbouwer over den koopprijs per hectaar onderhandelt en accoord sluit, waarna de landbouwer op den bepaalden tijd en ter aangewezen plaatse zijne beetwortelen aan den fabrikant atlevert. Kunnen landbouwer en fabrikant het niet eens worden over deu prijs per hectaar, omdat de begroeting van de opbrengst des eersten die van den tweeden verre overtreft, welnu men contracteere dan per 1000 kilo’s en het gewicht zal beslissen, wie van beiden gelijk heeft. Men ziet, de schrijver van dit stuk stelt ook minnelijke schikking voor, maar hij gaat nog een weinig verder dan men op de vergadering te Steenbergen wilde, of liever, de grondgedachte die daar heerschte, is in het bedoelde opstel verder ontwikkeld. Ook de bezwaren van het voorschotstelsel zouden volgens A veel te verminderen zijn „indien fabrikant en landbouwer elkander verstaan'. De laatste zou dan tegen het genot van eene zekere som als voorschot zich moeten verbinden: 1® om aan geen ander (1) Enkele afleveringen van bedoeld nr. van het Maandblad zijn op franco aanvrage bij de Red., adres F. J. van Pesch te Wageningen, kosteloos verkrijgbaar. (2) Ook in het »Soc. Weekbl.” kwam onlangs een overzicht voor vaneen, door G. W. Bruinsma inde «Vragen des Tijds” geschreven opstel.

29