RUPSEN IN DB POPULIEREN.

Tegen den tijd dat de koude invalt, kruipen deze rupsjes in spleten van de schors en onder schorsschubben weg, waar zij zich met een paar spinseldraadjes bedekken. Gewoonlijk worden gedurende den winter de meeste der rupsjes, welke op deze verscholen plaatsen vertoeven, de prooi van talrijke vogels, die op hen azen: vooral van boomkruipers en boomklevers, van winterkoninkjes, van verschillende spechten, enz.; voorzoover ze aan de dunnere twijgjes den winter doorbrengen, ook van meezen en goudhaantjes. Nu zijn gedurende den afgeloopen winter 1888/89 de stammen en takken der hoornen meer dan eens dagen lang achtereen met ijzel bedekt geweest; dat heeft den jongen rupsen, die tegen vele temperatuurswisselingen bestand zijn, geen kwaad gedaan, maar wèl zijn daardoor vele vogeltjes gestorven, wegens gebrek aan voedsel, dat zij onder de laag ijzel niet konden machtig worden. Door den dood van die vogeltjes bleven de rupsjes gespaard. Ziedaar eender vele oorzaken van het groote aantal dezer rupsen in dit jaar. (Vergelijk overigens mijn opstel in n°. 7 van dezen jaargang.) In ’t voorjaar verlaten de rupsjes hunne winterschuilhoeken; zij beginnen eerst aan de nauwlijks zich ontwikkelende knoppen te vreten, en vernielen daarna de bladeren. Deze laatste vreten zij gewoonlijk volkomen op; zij laten slechts den steel met de middelnerf achter. De vreterij is, wanneer zij op groote schaal geschiedt, zóó erg, dat de populieren reeds vóór ’t midden van den zomer geheel ontbladerd zijn. Jonge populieren kunnnen er van sterven. Aan wilgenboomen vond ik de rupsen van den populierspinner nooit in zoo grooten getale als in populieren. Zijnde rupsen volwassen, dan trekken zij de overschotjes van eenige bladeren of een paar heele bladeren, als die er nog zijn naar elkaar toe en spinnen eenige geelachtige draadjes daartusschen, tusschen welke zij de oude rupsenhuid afstroopen om de nieuwe poppenhuid daarvoor inde plaatste krijgen. Ook wel geschiedt de verpopping tusschen eenige geelachtige draadjes en den stam. De pop is aan ’t vóóreinde betrekkelijk breed en wordt naar achteren toe steeds smaller; ook loopt zij in eene spitse punt uit. Zij is glimmend zwart van kleur, soms eenigszins wit of geel gevlekt, en met bundeltjes goudgele haren bezet. Inden toestand van pop vertoeft het insekt gewoonlijk ongeveer drie weken lang, zoodat de witte vlinders reeds in Juli zich vertoonen. Hiermee heb ik in ’t kort de leefwijze van den populierspinner geschetst. Slechts wil ik nog ééne opmerking toevoegen met het oog op hetgeen mogelijk dit jaar zou kunnen geschieden. Evengoed als alles zich in dit voorjaar snel ontwikkelt, zoo zijn ook de populierspinnerrupsen vroeg volwassen. De meeste zijn hier reeds verpopt. Blijft het mooie weer aanhouden, dan zullen de vlinders reeds in ’t laatst van deze maand er kunnen zijn, desnoods in ’t begin van Juli. Er zou dan kans zijn, dat de rupsen dit jaar vroeger dan gewoonlijk uitkwamen, en dat eene tweede generatie van rupsen, die dan nog inden loop van dit jaar bijkans volwassen zouden kunnen worden, de aan de populieren overgebleven 8*

115