WIE HEEFT GELIJK?

Blijft nu die mest tot Maart of April inden put en wordt hij dan als naar gewoonte bij klampen van ± 1 meter breedte afgestoken en van boven naar beneden op den wagen geladen, dan brengt men op de eene plek versehe, droge, en op de andere plek oude vette mest, de vloeibare uitwerpsels van het vee, de ier, zakt naar beneden, zoodat de onderste mest zeker tweemaal zooveel stikstof bevat als de bovenste; dit verschil moet noodwendig aanleiding geven tot eene ongelijken stand van het gewas, de eene plek staat en groeit veel beter dan de andere. Wil men een gelijken stand van de gewassen, dan moet men drie of vier dagen vóór dat de mest naar het land zal worden gereden, beginnen met de mest inden put om te zetten. De hoop wordt met den mesthak bij klampen van 0.40 a 0.50 m. breedte afgehakt, (de mesthak hoeft den vorm van eene spa, wordt goed verstaald en met een sterk huis haaks aan een steel gezet, de steel heeft eene lengte van 0,80 a 0.90 meter) en met de mestvork (greep, riek) goed losgeschud en omgezet, zoodat het bovenste onder en het onderste boven komt of goed door elkander. Zoo blijft hij twee of drie dagen liggen en dan naar het land gereden en zoo spoedig mogelijk ondergeploegd. Dat omzetten van den mest wordt wel gedaan in Noord-Brabant, daar zeggen de boeren: de mest is onze tweede lieve Heer, die ze wel niet aanbidden maar flink met de riek bewerken, doch op andere plaatsen wordt er niet aan gedacht. Wel hoor ik dikwijls zeggen: „Goed mesten is geen bijgeloof.” Maar men let inden regel meer op de hoeveelheid dan op de kwaliteit van de mest, en van datgene wat men hoeft wordt dikwijls veel verwaarloosd of verknoeid. Omtrent de bewerking van den grond ga ik van eene andere meening uit dan vele practische landbouwers. Yoor den winter wordt het land weinig, maar zoo diep mogelijk geploegd. Op klei- en zavelgrond wordt het stoppelland zoo spoedig mogelijk ondiep omgeploegd, of zit er veel kweek- of ander wortelonkruid in, met den schoffelploeg losgewerkt en duchtig geëgd; wordt daardoor veel kweek los geëgd, dan laat ik dien rommel met de paardenhooihark bij elkander harken en met de riek uitschudden en van het land verwijderen, daarna blijft het land een geruimen tijd onaangeroerd liggen, opdat het zaadonkruid zich goed kan ontwikkelen. Kort voor den winter wordt het land diep geploegd en met den ondergrondsploeg diep losgewerkt. Zoo blijft het den winter over los en kluiterig liggen opdat de winterlucht er flink en vrij in kan werken. Daardoor wordt eene groote oppervlakte aan vorst en weer en wind blootgesteld, zoodat eene krachtige verwering van anorganische bestanddeelen van den grond kan plaats hebben. De grond wordt vruchtbaar en is dan in ’t voorjaar gemakkelijk te bewerken hetzij dat men de zomergewassen inegt of het land ondiep omploegt. Is het land voor tarwe bestemd, dan blijft de eerste oppervlakkige bewerking als boven is omschreven. Daarna wordt het land 8 of 14 dagen vóór dat de tarwe gezaaid zal worden getweevoord, en

4