WIE HEEFT GELIJK?

met den ondergrondsploeg diep los gewerkt. Dat is drie ploegen m eene voor, dus even zooveel werk alsof het land drie maal werd geploegd, doch zoodanige bewerking bevalt mij heel wat beter. Getweevoord land ligt meer gesloten dan land dat op eene voor geploegd wordt, zoodat de tarwe zonder vooreggen gezaaid kan worden, en ook na het zaaien moet men weinig eggen. Door het diep ploegen wordt grond aan de oppervlakte gebracht, die mogelijk niet minder goed is dan de bovengrond, doch min of meer onvruchtbaar. Wordt nu de tarwe in die kluiten gezaaid, dan valt het zaaizaad tusschen de kluiten inde meer vruchtbare aarde , ontkiemt spoedig en het teere plantje vindt eene uitstekende schuilplaats achter de kluiten. Bij sterke vorst en sneeuwjacht blijft de sneeuw achter de kluiten liggen en bedekt de tarweplantjes met een warm en zacht sneeuwdek, waaronder zij zich zeer goed ontwikkelen. De kluiten zijn met eene groote oppervlakte aan weer en wind blootgesteld, verweeren en worden vruchtbaar. De gronddeeltjes waaien en spoelen langzaam af, zoodat de plantjes bestendig worden aangeaard en min of meer van nieuw voedsel voorzien. Int voorjaar trekt die ruwe kluiterige oppervlakte het atmosferische vocht sterker aan dan een effene grond, ook langs dien weg worden de plantjes van vocht en voedsel voorzien. Deze stelling is mij door eene langdurige praktische ervaring gebleken steekhoudend te zijn, terwijl het door de wetenschap met weerlegd wordt. Nu nog een vraag. Moet men veel ploegen en eggen om het onkruid meester te blijven? Deze vraag kan ik op grond van ervaring bepaald ontkennend beantwoorden. Door weinig maar doelmatig ploegen verdelgt men veel meer onkruid dan door drie of vier maal kort na elkander te ploegen. Doch het eenigste radikale middel om het land van onkruid zuiver te houden, is schoffelen en wieden. Maar dat is dikwijls eene kostbare historie. Om dat werk meer gemakkelijk te maken moet men beginnen met geen zaaizaad te gebruiken dat niet met een goed graanzuivenngs- of sorteermachine schoon gemaakt is. Geen onkruid zaaien maar goed zuiver zaaizaad. Al het kaf aan het vee vervoederen doch niet voor dat het over eene zeef met 7 a 8 mm. groote mazen goed gezeefd is. Alles wa ooi de zeef valt moet verbrand worden, zelfs de kippen mogen er geen korrel van oppikken. Vroomshoop, 12/13 ’B9. NIEUWERE WAARNEMINGEN EN ONDERZOEKINGEN AANGAANDE DE RUNDERHORZEL (HYPODERMA BOYIS F.), door Dr. J. RITZEMA BOS. De horzels zijn den meesten landbouwers bekend. Toch moet 1 er even op wijzen, dat zij, ook door veehouders, nog maar al

5