DE EÜNDERHORZBL.

is, wanneer de vrouwelijke horzel eenmaal hare eieren (of hare maden) aan hun lichaam heeft vastgehecht. Deze maden zijn overigens gevaarlijk genoeg. Zij leiden altijd eene parasietische leefwijze in het eene of andere lichaamsdeel van het dier, waaraan de eieren zijn gelegd. Waar zij zich ophouden, hangt hoofdzakelijk af van de afdeeling (het geslacht), waartoe zij behooren. Zoo levende horzels van het geslacht Gastrus of Gastrophilus voornamelijk bij paarden en ezels inde verschillende afdeelingen van den darm, van de keelholte en den slokdarm af tot inden endeldarm; die van het geslacht Hypoilerma hoofdzakelijk bij runderen en hertachtigen onder de huid, waar zij oorzaak worden van de zoogenoemde „horzelbuilen” (Fig. 1, verkleind), eindelijk die van

het geslacht Oestris bij schapen en van het geslacht Cephenomyia bij hertachtigen inde neusholte of den aangrenzenden voorhoofdsboezem. Voorheen hield men het er voor, dat de larve van iedere horzelsoort slechts bij één bepaald dier of bij enkele diersoorten voorkwam, en wel steeds in dezelfde deelen des liohaams. Later heeft men waarnemingen gedaan, waaruit blijkt, dat horzels ook nog wel eens maar altijd bij uitzondering in andere dieren dan haren gewonen hospes (1) parasiteeren, en vooral dat zij in dezen hospes (1) Men is gewoon, de diersoort, waarop of waarin de andere zich ophoudt, den hospes van deze laatste te noemen. Ben parasiet of woekerdier leeft op of in een ander dier en voedt zich met sappen of andere bestanddeelen zijns lichaams.

7

Fig. 1.