MELKGEBRUIK BIJ HET FOKKEN YAN KALVEREN EN VARKENS.

met karnemelk overeenkomt. De bedoeling daarvan is, het fijnverdeelen der inde melk voorhanden kaasstof, waardoor deze in eenen gemakkelijk verteerbaren toestand komt. De doelmatigste verdeeling is, de jonge varkens slechts karnemelk, de oudere daarentegen gekarnde magere melk te geven. Daar het vrij algemeen bekend is, dat magere, evenals gekarnde melk rijk aan stikstofachtige voedingsstoffen is, en omgekeerd arm aan stikstofvrije (de verhouding van de eersten tot de laatsten is als 1 ; 1,9) zoo is het, met het oog daarop, van het grootste belang, de melk met een stikstofarm voedingsmiddel te vermengen, waarbij inde eerste plaats gekookte aardappelen in aanmerking komen. Geheel anders is deze verhouding of liever samenstelling wanneer men, zooals men dit in vele zuivelfabrieken in Duitschland in praktijk brengt, karnemelk en wei (in't Friesch „molken” genoemd, hetgeen het overblijvende is der magere melk, nadat daaruit de kaas is gewonnen) als voedsel voor varkens gebruikt. Men mag ook hier niet beide vloeistoffen alleen, zonder vast bij voeder, aan de dieren voorzetten, daar hieruit licht storingen der verteringswerktuigen, hoofdzakelijk ontsteking, zouden kunnen ontstaan. W. J. v. u. BOSCH. Naschrift der Red. Maandbl. v.d. N. L. Ineen onlangs bij W. E. J. Tjeenk Willink te Zwolle verschenen werkje; „Een kort woord overeen belangrijke zaak” door C. Treurniet, komen nog eenige behartigenswaardige wenken voor, vooral betreffende het gebruik van karnemelk en wei alsmede van krachtvoeder tot voedering van kalveren, waarop wijde aandacht onzer lezers wenschen te vestigen. ïfa eene opnoeming en beschrijving van de voornaamste voedingsstoffen die noodig zijn voor den groei van het kalf en de vermelding van de voedingsverhouding (deze en de beteekenis der uitdrukkingen „ruime,” „nauwe” en „normale” voedingsverhouding, wordt zeer duidelijk en tevens beknopt beschreven) die inde verschillende tijdperken van het leven van het kalf moet worden in acht genomen, verklaart S. waarom het voederen van enkel karnemelk wisselvallig is, tot onzekere resultaten leidt en sterk afgekeurd moet worden. Vervolgens vernemen wij hoe de voeding in de eerste 17 dagen, dan tot aan 8 weken ongeveer, verder tot aan den staltijd en eindelijk inden staltijd zelf behoort te geschieden. Grondregels, waaraan men zich niet te streng kan houden zijn o. a. het op vaste tijden (drie keer daags) en in bepaalde hoeveelheden, toedienen van het voeder en steeds een uiterst langzamen en geleidelijken overgang tot ander of meer voeder. Voedert men wei, dan is een mengsel van 1 gewichtsdeel lijnzaad en 5 gewichtsdeelen rogge door de ervaring als zeer doelmatig bevonden. Maar ook ander krachtvoeder, mits verteerbaar en met de juiste voedingsverhouding, is goed. Ook het gebruik van phosphorzure kalk in het voeder (vergel. ons vorig Maandbl.), wordt door S. sterk aangeraden en niet minder het bemesten der weilanden met phosphorzuur bevattende hulpmeststoffen. Een weinig keukenzout moet evenmin aan het kalf onthouden worden.

76