IS GOEDKOOPE ROGGE EEN ZEGEN VOOR DEN LANDBOUW?

bepaald te duur voor dit laatste doeleinde. Werd zij toch hier of daar vervoederd, zoo had dit vermoedelijk hoofdzakelijk betrekking op kleinere partijen, die wegens onoogelijkheid of ongelijkmatigheid of ook wegens ongeschiktheid om brood daaruit te bakken, niet goed verhandeld konden worden. Zoodoende geraakten de landbouwers inde roggeverbouwende streken bekend met dit graan als veevoeder, entoen nu de malaise kwam , vonden zij het voordeelig, met dit gebruik voort te gaan, voordeelig er dan met nieuwe soorten veevoeder kennis te maken, ter verschaffing waarvan eene dubbele transactie, verkoop van rogge en aankoop van ander krachtvoeder, noodig en tot het doelmatig gebruik waarvan zij meer kennis bezitten moesten dan hun eigen was. De schade, die het gevolg moest zijn van het dalen der roggeprijzen, is daarom toch onverminderd door den Nederlandschen landbouwer geleden, destemeer omdat hieraan niet te ontsnappen was door het inkrimpen der roggeteelt, want men wist er geen ander meer doelmatig gewas voor inde plaatste stellen. De invoer (1) van rogge staat, voor zooverre zij voor de veehouderij dienst doet, of in zooverre daardoor eene equivalente hoeveelheid binnenlandsche rogge uit zijne functie als menschelijk voedsel tot veevoeder wordt gerukt, gelijk met den invoer van ander goedkoop krachtvoeder, waaraan ook buitendien geen gebrek was. Voor zooverre de landbouwer tevens ook veehouder is, komt natuurlijk in aanmerking, dat dit bedrijf bij den mindergedrukten toestand van de vleesch- en zuivelmarkt en hij het gelijktijdig dalen der grondstoffen der veehouderij, op het oogenblik veel minder reden heeft tot klagen. In zooverre is het waar dat de veehouderij, vroeger „het noodzakelijk kwaad” van den landbouw, nu den akkerbouw van bepaalde streken boven water heeft kunnen houden. Maar daarom zijn lage roggeprijzen toch niet in het voordeel van den landbouwer; ivant de gelijke winst uit de stallen had ook bij hooge roggeprijzen gemaakt kunnen worden en dan was de winst uit de roggeteelt er nog bovendien geweest. Summa summarum, ik zie niet in, hoe uit het voordeelig voederen van rogge een argument kan geput worden tegen het nut der protectie voor den landbouw. Een vraagstuk, dat met het hier behandelde in nauw verband staat, is ook nog, of de inlandsche rogge voor zoover zij als veevoeder dienst doet niet gedeeltelijk dooreen ander en voordeeliger landbouwgewas te vervangen zoude zijn. “Wanneer men nagaat, welke bemesting dit graangewas noodig heeft, en dat men nu in de stallen mest produceert, om het te teelen, terwijl het zelf in den stal terugkeert, om weer voor het grootste gedeelte mest te (!) Deze invoer is overigens van mindere beteekenis dan men wel denkt. In het landbouwverslag van 1886 (sinds dien tijd is er geen meer verschenen), is opgegeven een import, den export overschrijdende, van nog geen 20 millioen gulden, terwijl dit cijfer voor tarwe meer dan 80 millioen bedraagt. Uit deze cijfers vloeit voort in verband met bet feit, dat tarwe bijna alleen voor menschelijk voedsel wordt gebruikt, en dat ook rogge als zoodanig nog zeer in aanmerking komt, dat de invoer van rogge ten behoeve van de veehouderij, nog geen zoo buitengewone afmetingen heeft aangenomen.

130