STALMEST OF KUNSTMEST.

die voedingsmiddelen, zelfs voor minder kosten, inden grond te brengen die voor eene ruime opbrengst noodig is. De keuze van hulpmeststoffen kan volgens den tegenwoordigen stand der wetenschap zoo ingericht worden, dat de planten, gedurende den korten tijd dat zij groeien, meer voedsel opnemen, dan zij zelfs bij ruime bemesting met stalmest zouden kunnen doen. Evenwel niet geheel zonder voorbehoud ten opzichte van sommige grondsoorten, die op den duur zonder stalmest, moeielijk voor de kuituur geschikt kunnen gehouden worden; het onderhouden van eene voor den plantengroei gunstige, zoogen. physische gesteldheid van den bodem, waarin de kultuurplanten hare wortels verspreiden en zich vasthechten, levert dan eigenaardige bezwaren op. Er zijn voorbeelden bekend Prof. Maercker deelt er een uit eigen ervaring mede vaneen landgoed van den heer Zimmerman te Benkendorf bij Kalle a/S., na een 20-jarig uitsluitend gebruik van hulpmeststoffen waarbij de (hier leem-)grond ineen dusdanig dicht geslibden toestand geraakte, dat het ook bij de grootste oplettendheid ten opzichte van het juiste tijdstip, bijna niet mogelijk was den grond tijdig te bewerken. Zooals de ervaring van de laatste jaren wij denken hier voornamelijk aan de hoogstverdienstelijke werkzaamheid van mannen als Schulz te Lupitz en ten vervolge daarop van Eritz Arndt in zijn boek „Gründüngung und System Schulze-Lupitz auf Lehmboden” (1) geleerd heeft leveren zelfs grondsoorten, als waarvan hier kwestie is, geen onoverkomelijke bezwaren meer op. Door gepaste opvolging der kultuurgewassen, waardoor het eene gewas den grond voor een volgend a. h. w. geschikt maakt, en door nu en dan toegepaste groenbemesting (het onderploegen tot bemesting vaneen bladrijk en den grond aan stikstof verrijkend gewas) kan men, ook zonder gebruik van stalmest, zelfs tot dichtslibben geneigde grondsoorten ineen voor den plantengroei „physisch” geschikten toestand doen blijven. Yoor bedoelde grondsoorten komt het er vooral op aan, dat de grond niet te zeer aan organische bestanddeelen, aan „humus”, verarmt. De opvolging van gewassen, in het boven aangeduide voorbeeld te Benkendorf: 1) Erwten of Aardappelen, 2) Tarwe (Square head), 3) Suikerbieten, 4) Tarwe (Eivets Baard), 5) Suikerbieten , 6) Gerst, geeft maar al te zeer aanleiding tot die verarming (2). Op zandgrond zal men het bezwaar van het moeilijk bewerken van den grond natuurlijk minder ondervinden, omdat men hier eerder met een te lichte dan met een zware geaardheid te doen heeft. Doch ook hier spelen de humusstoffen een groote rol; ze zijn ook hier onmisbaar. Gesteld dus het geval, dat een landbouwer zijne akkers uitsluitend met kunstmest zou willen bemesten een geval, dat zooals (1) In n°. 11 van den vorigen jaargang van dit Maandbl. is hiervan reeds meer uitvoerig melding gemaakt. Daar deelden wij eene verhandeling mede van Birnbaum te leignitz, die evenals Maercker met geestdrift en talent het hier bedoelde onderwerp behandelt. (2) Ten gevolge van bijzondere omstandigheden kon in deze opvolging geene verandering gebracht worden. Wij zullen later zien door welk middel (kalk) hier verbetering werd verkregen.

2