DE KEDEELANDSCHE PHYTOPATHOLOGISCHE VEEEEUIGIHG.

regelen ter afwering en bestrijding niet te laat toepast. Maar om dit te kunnen doen, moet men inde nog niet besmette streken tijdig gewaarschuwd zijn. Uit boven aangehaalde feiten blijkt, hoe noodzakelijk het is, dat er eene verbinding besta tusschen de onderzoekers van plantenziekten en schadelijke dieren inde verschillende streken der wereld. Deze gedachten werden in eene vergadering van het internationale Congres voor Landbouw en Houtteelt, in Sept. 1890 te Weenen gehouden, door Sorauer en Eriksson uitgesproken; en het resultaat was de instelling van eene internationale phytopathologische Commissie, die eene verbinding zal trachten te vormen tusschen de wetenschappelijke onderzoekers op ’t gebied van plantenziekten en -beschadigingen ,in alle deelen der wereld; maar ook tusschen de mannen der wetenschap en de praktische plantentelers in ieder afzonderlijk land. Weldra zal deze internationale Commissie zich als een net over de geheele beschaafde wereld uitbreiden. Men heeft Prof. Hugo de Vries en mij de eer aangedaan, ons tot leden voor Nederland in die Commissie te benoemen. Wij hebben diensvolgens, in verband met de ons gedane opdracht, ons per circulaire gewend tot een groot aantal landbouwers, tuinbouwkundigen, bloem-, hoornen groentekweekers en houtteeltkundigen in Nederland, nadat we ons vooraf hadden verzekerd van den steun vaneen aantal invloedrijke personen op ’t gebied van de verschillende takken van plantenteelt. Onze circulaire vond bij zóóvelen inden lande weerklank, dat wij tot de oprichting van eene Nederlandsche Phytopathologische Vereeniging, in aansluiting aan de Internationale Phytopathologische Commissie, durfden overgaan. Toen op Zaterdag 11 April de stichtingsvergadering dezer Vereeniging werd gehouden, waren reeds 125 personen uit alle oorden des lands toegetreden, die zich door hunne toetreding verbonden om in hunne omgeving waarnemingen te doen betreffende het voorkomen van schadelijk gedierte en plantenziekten, en omtrent de omstandigheden, waarvan de door dezen teweeggebrachte schade afhankelijk is; en die de zieke en beschadigde planten en schadelijke dieren, waaromtrent zij nader wenschen te worden ingelicht, ter onderzoeking zullen zenden aan die wetenschappelijke leden der Vereeniging, welke zich voor dat onderzoek zoover hun beschikbare tijd het toelaat disponibel hebben gesteld. Uit het groote getal van hen, die aldus als leden zijn toegetreden, blijkt, hoe vele praktische plantentelers in ons Vaderland inzien, dat het niet voldoende is, dat wijde vruchten plukken, welke de internationale beweging, waarvan ik sprak, onvermijdelijk ook ons zal aanbieden (1), maar dat zij ook willen meewerken om te zorgen, dat wij die vruchten ook ten volle verdienen. „Noblesse oblige!” Nederland heeft op ’t gebied van den land- en tuinbouw zoowel als op ’t gebied der natuurwetenschappen een gunstig verleden. Ook op dit gehied is het zichzelven een toekomst verplicht. ’t Is echter niet alleen het „Noblesse oblige!” dat ons er toe moet brengen, om krachtig mee te werken. Ook in hun eigen belang mogen landbouwers, houtteelt- en tuinbouwkundigen niet (I) Zie "Het Nederlandsche Tuinbouwblad”, 1890, n°. 5.

68