13 Juli 1933. Ie jaargang. LANDBOUW EN MAATSCHAPPIJ.

Autarkie. Eenige beschouwingen over de door Dr. A. de Graaf geschreven brochures v.d. Nederl. Ver. v. Vrijhandel. 11. Nu wil ik nog enkele opmerkingen maken over sommige stellingen van Dr. de Graaf, die m.i. niet juist zijn. De bewering van Dr. de Graaf, dat de moeilijkheden voor onzen graan, en bietenbouw blijvend zijn en dat deze nooit meer rendabel worden, is een stelling door hem niet be. wezen en waaromtrent ik het waag te veronderstellen, dat de wensoh de vader der gedachte is. . Het is allerminst zeker, dat men blijvend elders goedkooper graan zal kunnen produceeren en evenmin, dat wij goedkooper veeteeltproducten zullen kunnen vóórtbrengen dan elders op de wereld. Het past wonderwel in het systeem van Dr. de Graaf, maar daarom is het nog niet waar! Kostprijsberekeningen van een onderdeel vaneen landbouwbedrijf zijn zeer moeilijk en bijna altijd willekeurig. Vast staat, dat tegen de huidige weréldmarktgraanprijzen nergens loonend graan geproduceerd kan worden. Bij het beoordeelen van de vraag of elders de kostprijs lager zal liggen dan hier te lande moet men de waarde van de mechanisatie niet overschatten. Hier treedt juist de tegenstelling industrie—landbouw aan den dag; de industrie benut hare machines veelal dag aan dag, de landbouw misschien van de 10 dagen één. Onze graanbouw vindt een machtigen steun bij den verkoop van stroo aan onze cartonindustrie en voor veevoeder en verpakkingsbehoefte, etc. Als onze stroocartonindustrie een toekomst heeft en ik vermoed, dat ook Dr. de Graaf haar nog niet veroordeeld acht dan wordt de mogelükheid van graanbouw daardoor sterk vergroo:. Tenslotte verwaarloost Dr. de Graaf geheel de waarde vaneen intensieven graanbouw voor toestanden als in 1914—1918 ons land omringden. Misschien omhult hij zich andermaal met den profetenmantel en stelt vast, dat zij niet zullen terugkeeren, vertrouwen doe ik dat niet. Zoolang Nederland een weermacht in stand houdt om zijn neutraliteit ineen mogelijken oorlog te helpen verzekeren, moet het zich ook niet met handen en voeten gebonden overgeven aar. de aanvoeren van overzee. Want evenmin als het mogelijk is bij dreigend oorlogsgevaar een leger uit den grond te stampen, herschept men in enkele jaren een goede graanteelt. De les van 1914—1918 pleit sterk voor de instandhouding van onzen graanbouw. De Federatie van Nederlandsehe Zuivelfabrieken zegt ineen door haar tot de Re. geering gericht adres, dat de voorwaarden van zuiveiproductie in Nw.-Zeeland en Australië Ook bijzonder gunstig zijn, zoodat op een overwegende voorsprong onzerzijds niet te sterk gerekend moet worden, vooral niet in Indië. |uist beleid is uitbreiding van den akkerbouw. Samenvattende kom ik tot de gedachte, dat het allerminst wanbeleid, doch daarentegen juist beleid is, wanneer de Regeering poogt ónzen akkerbouw te behouden en zelfs uitte breiden. Door de graancrisis van pl.m. 1825 (Z.-Rusland) en pl.m. 1890 (Amerika) heeft onze graanbouw zich weten te handhaven; het is «allerminst zeker, dat hij dat nu niet zal kunnen. Verder wijst Dr. de Graaf op de groote mo. gelijkheden t.o. van verbetering in onzen nationalen landbouw aanwezig. Met de strekking van deze opmerkingen kunnen wij van harte instemmen; ik herinner mij niet ooit over de 1 regeeringshulp aan den landbouw gesproken •of geschreven te hebben, zonder de nood. zakelijkheid hiervan voorop te hebben gesteld. Wij zijn ons dat goed bewust en erkennen, dat de Regeering, nu zij ons volk ten bate van onzen landbouw lasten oplegt, van .dien landbouw ook mag eischen de grootst mogelijke bedrijfsrationalisatie. Maar ik wensch toch op te merken, dat onze landbouw in dit opzicht zich veelal gunstig van het buitenland onderscheidt en dat het m.i. pijnlijk aandoet, wanneer Dr. de Graaf eenigszins smalend vraagt of de één millioen kostende landbouwvoorlichtingsdienst niet meer rendabel te maken is? Ten bate vaneen tak van bedrijf, die de helft van ons volk doet leven, wendt de Regeering per jaar één millioen aan voor voorlichting etc. en dat eerst sinds enkele tientallen jaren! Hoeveel zou men in ons land, teneinde verschillende havensteden in staat te stellen in hun eigen, niet in ’s lands belang met elkander te concurreeren, niet aanwenden per jaar? Ettelijke millioenen aan rente en onderhoud vaneen veel minder groot nationaal belang. Hier kijkt de ten opzichte van den landbouw meestal zoo kortzichtige, Nederlandsehe intellectueel wel heel duidelijk bij Dr. de Graaf om den hoek. De Nederlandsehe voorlichting dost haar best, maar de taak is groot en de arbeiders zijn weinige...! De door Dr. de Graaf aangehaalde voor. beelden t.o. van veevoeding en melkproductie hebben eveneens meer illustratieve dan concrete De veevoeding is een jonge weten, schap, waarvan vooralsnog tot op zekere hoogte geldt het woord van de Génestet: Wat ook de wijzen als waarheid verkonden, Straks komt een wijzer, die het wegredeneert! Zeker biedt het terrein der veevoeding een wijd veld voor bedrijfsverbeterlng; de wetenschap mist vooralsnog hot gezag en de voorlichting, de uitrusting om dit terrein zoo spoe. dig te bearbeiden, dat er een belangrijke verlichting van den crisislast uit zou voortvloeien. Wie overigens ziet met hoeveel ambitie een INGEZONDEN MEDEDEELING. Verzeker uw Paarden en Vee nooit anders dan bij de „ALMELO” gevestigd te APELDOORN, Prins Hendrikplein 8 Dekhengsten en dekstieren, niet meer in staat om te dekken, worden ook vergoed. Minimunipremie van f 1.50 per half jaar. Maximum uifkeering tot volle verzekerde bedrag. Vaste premie met geringe premle-verhooeing. De Directeur: |. JANSEN. 1 ' j ml

nieuwe grasinkullinglsmethodo —• de z.g. me. thode Virtanen in ons land wordt beproefd, moge zien, dat onze veehouder uit eigen drang sterk de bedrijfsverbeterlng jn de hand werkt. De berekeningen t.o. van do melkproductie moeten ook meer als aanwijzingen dan als feiten worden beschouwd, want deze cijfers hebben ook van deskundige zijde bestrijding ondervonden. In leder geval betreft het hier levende wezens, waarvan men niet als bij een goede machine naar believen kan nabestellen, n Fokken is een moeilijk, tijdvragend werk met e vele teleurstellingen. Verbetering is zeker mo. gelijk en noodig, maar die vraagt tijd en nog i- eens tijd; de Regeering, die thans het moreele v en wettige reoht heeft hier made te werhem, sl moge dat op verstandige wijze doen. >- De bewering van Dr. de Graaf, dat onze boeren ook thans nog met behulp van kundige >- voorlichting het bedrijf gaande kunnen houden zonder hulp van de schatkist (bedoeld d allicht de hulp der crisiszuivelwet?) is on. i- houdbaar; vrije prijsvorming voor onze melk >- zou een melkprijs beteekenen van om en bij n de 2 a 2(4 cent per kg.; daarvoor is geen >t melk te produceeren. s Verder herhaalt Dr. de Graaf deze bewering n nog eens ook voor den akkerbouw. Hij grondt r dit vooral op den gedachtengang, dat er toch t, nog bedrijven zijn, die bevredigende resuln taten bereiken en dat de anderen tot eenzelfde ■- hoogte zouden zijn op te voeren. Hij ziet m.i. s over het hoofd, dat die gunstige bedrijfsresule taten evenals de slechte elders dikwijls it het gevolg zijn van niet te beheerschen fac-1 toren. Gelukte speculatieve verbouw van bee paalde gewassen, afwezigheid van planten, en e veeziekten, etc. kunnen bij eenzelfde stelsel. I matige bedrijfsvoering het resultaat sterk ti beïnvloeden. Dr. de Graaf denkt hierover te – industrialistisch en generaliseert. Ik wil daar– mede geenszins zeggen, dat er uit het mate. i riaal onzer boekhoudbureaux niet veel meer ■. leering is te trekken. Maarde Regeering heeft – geen geld deze gegevens, als een belangrijk r deel van den voorlichtingsdienst, doelmatig te doen verwerken! 1 In haar algemeenheid zijn deze beweringen ' van Dr. de Graaf onjuist, ook allicht weer i ingegeven door den wensch die de vader der 1 gedachte is. Als Dr. de Graaf zich eens zet j tot het opzetten vaneen boerenbedrijf, dat c bij melkprijzen van p1.m.21/2 cent per kg., eieren 1 van 2 cent per stuk, vleesch van pl.m. 50 cent – per kg, slachtgewicht en graanprijzen van pi.m. t 4 cent per kg. rendeerend moet werken, dan] i zal hij zien, dat hier geldt; Wie ’t meest er van zwijgt, Heeft ’t alderbest gezeid! » [i Hoe eenzijdig Dr. de Graaf hier overigens I ■ redeneert, moge ik nog aan een ander voorbeeld duidelijk maken. Ik geloof, dat hij ook zal | . aannemen, dat er inde Nederlandsehe huis-1 . houding ten opzichte van de aanwending van I i het huishoudgeld bij aankoop der diverse be. I ■ noodigdheden, bij de spijsbereiding etc. nogl . groote bezuiniging mogelijk is, zonder dat del : levensstandaard van het gezin er onder behoeft te lijden. De moderne inzichten hier. I omtrent, door de diverse vormen van ons I ! huishoudonderwijs geleerd, zijn nog allerminst I gemeengoed der breede schare van de Neder-1 . iandsehe huisvrouwen. Stel nu eens, dat hierl | een besparing van 20 pet. gemiddeld mogelijk ware, zou Dr. de Graaf dan morgen aan den I , dag b.v. alle loonen en salarissen op dezen grond met 20 pet. willen verlagen en tot de t betreffende huisvrouwen zeggen; zorg dat ge U nu maar toeëigent wat het huishoudonderwijs I etc. U voor mogelijkheden biedt? Ik geloof I het niet en daarom mag hij ook tot ons volk I in dezen tijd niet zeggen; onze landbouw kan het wel zonder steun als hij maar flink is! I Ons volk draagt den last der steunwetten al ! morrend genoeg en het is gevaarlijk het daarin I ■ op lichtvaardige wijze te sterken. Het begrip: vrij verkeer tusschen eigen ingezetenen, wordt gemist. De Nederl. Vereeniging voor Vrijhandel vat I haar taak verkeerd op; zij ziet den vrijhandel éénzijdig als vrij goederenverkeer over de landsgrenzen en verbindt er niet aan het begrip vrij verkeer voor diensten tusschen de verschillende ingezetenen binnen de landsgrenzen. Zij dwingt daardoor de economen, die zij tot haar dienst bereid vindt, tot bij voorbaat vruchteloozen arbeid. Het zijn immers niet de tolmuren aan de landsgrenzen, doch die rondom do beschutte bedrijven, rondom ons ambtenarencorps, het zijn die der vakbonden rondom ons loonpeil, die de andere in sterke mate te voorschijn roepen. Wie tegen de eerste I vecht, vecht tegen een gevolg, niet tegen de oorzaak, helpt slechts de verwarring vergroo. ten en drijft hen die van nature hun medestanders zijn als wij boeren naar de oppositie. Ik wil daarmede niet zeggen, dat in de tegenstelling beschutte en onbeschutte be- j drijven alle crisismoeilijkheden besloten liggen, ‘ maar wel, dat de binnenlandsohe tolmuren I ■ rondom loon- en salarispeil, rondom winst-1; marges en tarieven voor een belangrijk deel ' de hoogte der tariefmuren aan de landsgrenzen I mee zullen bepalen: Daar ligt m.i. inde eerste 1, plaats het arbeidsveld voor de Ver. voor Vrij-1; handel. Als ze zich inden ernst van dat pro. ; bleem gaat verdiepen alweer niet inde r vage theorie maar inde harde werkelijkheid I ] lijkt het mij geenszins onmogelijk, dat ze tot J geheel andere opvattingen komt. Wij Nederlandsehe boeren mogen inde bro. . chure van Dr. de Graaf een nieuw bewijs zien, dat men scherp op onze bedrijfsvoering toeziet en ons voornemen niet in onzen wil tot bedrijfs, 1 verbetering te verslappen. I ’ Overigens meen ik te mogen besluiten met I ] een aanhaling uiteen artikel van mijn hand, I ( dat voorkomt in do Prov. Gron. Courant van I. 9 December 1931 en dat als volgt luidt j „Hot is ongetwijfeld nuttig zich voor te 11 Stellen wat da beste weg uit de crisis zou I zijn, als alleswas, als men graag had. Maar 9 het is niet goed dien weg als den werkelijken 11 uitweg te blijven beschouwen, want de land-11 bouw kan er niet op voortgaan en daarom, is I * hij veroordeeld. En terwijl men zijn kracht! verspilt aan het uitdenken van den bésten wqg|

H M oedermoo r d. aJi Pa boer die lijdt, zooals go ziet, s| Hij lijdt, want gij leidt het niet. s| Gij leidt het niet, doch lijdt toch mede. r I Daarom: „Leidt gij!” ia onze bede, r I O, volksbestuur, leidt ons met rede !! Opdat men( ’t leed toch geleden ziet. . I (Aan onze volksvertegenwoordiging.! [I Wanneer ik een Braakensiek, v.d. Hem, Ton , Ivan Tast of een dergelijke goede caricaturist 5 was. ik zou een plaat teekenen, waarop de Ned. I Maagd u weet wel, die mooie dame in ’ Grieksoh kleed met helm enz., die de personi, fleerde staat verbeeldt gebogen zou staan , I overeen uitgeteerde, neergeworpen oude _ j vrouw, met trekken van zorg en kommer op [ het gerimpeld gelaat, die bovendien weerloos I werd gemaakt door twee blokken aan haar . voeten geketend. Op een van deze blokken I zou ik neerschrijven „Vrijhandel” en op het an- II dere „Beschutte loonregeling”. Deze oude vrouw, in lompen gekleed, zou haar armen , afwerend uitsteken naar de Maagd, die haar ■ 1 handen begeerig om den hals van de overtl wonnena zou slaan om te worgen. Dan zou j ik onder die prent durven neerschrijveni; Moe’ I dermoord. Die oude vrouw, lezer, u begrijpt het al, I is onze verarmde, vertrapte, uitgemergelde boe-I renstand, die geketend door de vrijhandels-I gedachte eenerzijds en door de groote liefde voor een redelijk bestaan „naar behoefte” voor den weerloozen werkman anderzijds, bij de leidende figuren van ons staatsbestuur, weerloos I is overgeleverd aan de hebzucht van de geheele natie. Doch daar ik niet kan teekenen, heb ik maar j liever bovenstaande regels gebezigd, vrij naar I Huygens. Het is een waarschuwing en tevens [ een verzoek om toch te letten op den penibelen toestand, waarin wij verkeeren. Het is leen verzoek om ons toch eèns goed te willen j aanhooren, geduld te hebben om onze klachten en ja-mmerbeden te leeren begrijpen, mede te I leven in onze nooden, want waarlijk ons be-I staan staat op het spel. Wij zouden toch zoo gaarne zien, dat de overheid niet onwillig was om onzen toestand te begrijpen, want I onkundig is ze ér niet van, daar ze reeds jaar en dag is voorge-licht geworden. Dit is juist het in-droevige van de geschiedenis. Was de regeering werkelijk onkundig, ja, dan hadden wede hoop, dat ze bij goede voorlichting, I met ons lot begaan, ons uit onze nooden zou I helpen. Helaas, ze is niet onkundig, ze is on-I willig en met onwillige hoeren valt het slecht Ite redeneeren. Men schenkt geen aandacht aan onze moties, vergaderingen en demonstraties. I Zelfs de groote pers negeerde onze handelingen, I opdat het leesgrage publiek maar verstoken I bleef van hoe het kookt en borrelt inde boerenzielen daar ginder inde velden. Doch collega’s, wie van u durft beweren; ~Ik zal I de crisis wel doorkomen, want ik red me voorloopig nog wel?!” Neen, deze gedachte is ons I allen vreemd, want we zien elkaar inde oogen, in oogen, die vragen; „Mórgen ik of morgen gij?” I De politieke onverschilligheid der regeering. Steeds sneller en vlugger schuiven wij nu I op het schulnhellend vlak der maatschappelijke ontwrichting naar den steiler afgrond, die chaos heet. Collega’s, indien ónze regeering niet ophoudt die politiek van onverschilligheid tegen de boeren te voeren, gaat de Ned. Boerenstand I onvermijdelijk ten gronde, doch houdt ook de I Nederlandsehe staat op èen natie te zijn, een I volk van eigen ras en cultuur. Hiervoor dient gewaakt te worden, inde eerste plaats door hen, die, zooals het heet, door bekwaamheid ! en deskundigheid de uitverkorenen zijn het land mede te helpen bestieren. Wanneer dan, zooals tegenover ons, die wijze raadslieden in het hoogste college den toestand niet juist beoordeelen willen of kunnen, dienen we hen dat 1 nolens volens kenbaar te maken. Het is onze ' eerste plicht dat te doen tot heil van het geheele land, maar voor den boerenstand in het bijzonder en niet inde laatste plaats voor ons 1 zelf. Collega’s, bedenkt, dat lauwheid en onver- ' schilligheid onzerzijds ons reeds zooveel schade ' berokkenden als niet valt te berekenen. Wie ' kan de millioenen berekenen, die wij verspeel- : den, doordat we ons niet politiek getraind had- 1 den? Wellicht is ons politiek verlies evengroot 1 als de politieke winst der Soc.-Democratische ' partij, die dat door haar eensgezind optreden wist te behalen. Dat zoovelen onzer dat nog i niet willen inzien. Maar laten ze dan toch t éénmaal begrijpen, dat hun lauw- en laksheid j komt over de hoofden van hun vrouwen en : kinderen. Laten ze bedenken, dat za het aan : zichzelf te danken hebben, wanneer ze vandaag 1 of morgen uit huis en hof verdreven, overge- s leverd aan genade van armbestuur en burgerij, 1 als paupers verder door de wereld moeten < gaan. Ondanks de crisis heeft de wereld nog i altijd verachting voor een „verloopen” boer. 1 Wanneer dan in bittere armoede vrouw en 1 kinderen met smeekende oogen opzien naar 1 hem als hun eenigen beschermer in deze vijan- < dige maatschappij en hij als paria, als uitge- ] worpene, geen redding weet te bieden ter len-i- i ging van de bitterste nooddruft, och, laat het besef van eigen schuld hem dan verre blijven. ] Het leed is dan al groot genoeg! < Laat daarom dan een ieder, die begrijpt en 1 voelt, dat men verplicht is, inde eerste plaats 1 zichzelf te helpen, niet langer dralen, doch I zich gaan aaneensluiten in die organisaties, ( waar als gebiedende eisch geldt; inde eer- i ste plaats de landbouw weder ge- 1 zond gemaakt, want; de landbouw is 1 de wortel aller bedrijven. i Waar dat gezien wordt, wordt de toestand | als juist gezien. Want, en dit mag ook de overige bevolking wel terdege eens in gedach- \ ten nemen bij een afstervenden boerenstand, 5 verarmt het platteland. De krachtigste bevol- > kingsgroepen, dorpelingen erii veldbewoners, zijn | de eersten, die de boeiren in hun armoede – wordt ons volk op den slechtsten gedreven. 1 Het zou vaneen prijzenswaardige werkelijk- j heidszin getuigen, indien onze economen op- 1 hielden om hun krachten aan dien besten weg £ te verdoen en er voor waren te vinden om j met onze landbouworganisaties ons volk voor , den allerslechtste» te behoeden.” H. D. LOUWES, j Westpolder, Ulrum, Juni 1933. 1

i vO,?en> Maar daarbij blijft het niet, want eer > kind weet toch, dat de steden weder van hel > platteland leven. Wanneer dus de steden niei ’ langer van het platteland gespeend worden i daar een armoede intreden, nog vreese. lijker en schrijnender dan op de velden. We i zien het in Rusland; hoe verarmd het platte; lalld o<>k mag zijn, toch trekt het armste der stadsbevolking in massa’s naar het land inde hoop daar wat leeftocht te kunnen bekomen, hetzij gebedeld, hetzij gestolen. Men mag mij wel van zwartgalligheid beschuldigen en bij zichzelve denken, dat het nooit zoover zou komen, doch de geschiedenis leert ons, dat het nu niet de eerste maal zou zijn. Gewoonlijk herhaalt zich de historie en veel van wat nu plaats vindt, is een evenement van het oude Rome, dat met een verzwakt staatsbestuur het volk tot genoegen was met brood en spelen, zoodat Rome werd het aantrekkingspunt van de proleten van de toenmaals beschaafde wereld. Dit heeft Rome veel gekost en het ging er aan ten gronde. Voor het genoegen van dat nietsnuttende profetendom offerde Rome zijn boerenstand met tenslotte als gevolg: regeeringsonmacht, volkswillekeur, revoluties en scheuring. Wij zijn ook al mooi bezig en wellicht wij, Nederlanders, voorop, den ondergang te bewerkstelligen van het Avondland, het Westen van Europa! Hiertegen dienen wij te waken; nationaal inde eerste plaats, want willen wij als land, als volk gerespecteerd worden, dan moeten wij krachtig naar buiten optreden-, om naar binnen te kunnen beschermen. Geen fraaie leuzen van internationale verbroedering, waarbij wij eigen landsbroeders en -zusters om hals brengen, doch goed afgebeten naar hen, die trachten ons te benadeelen. Wij deden beter te letten op hetgeen voorvalt in Duilschland en Italië, waar inde eerste plaats met de belangen van den boer gerekend wordt. Trouwens ook alle andere staten zijn slechts bedacht op eigen voortbrenging en vragen slechts noode van elders wat voor hen onmogelijk is, zelf voort te brengen. Eigen product inde eerste plaats. Zóó moest het ook hier zijn. Eigen product inde eerste plaats. Weg met hetgeen wij door eigen teelt kunnen vervangen. Wij kunnen zelf genoeg koren verbouwen, wij behoeven geen buitenlandseh vleesch, weg met buitenlandsohe oliën en vetten voor margarine en veevoeder. Inde eerste plaats worde gebruikt, wat hier, op eigen bodem, verbouwd kan worden. Laten we indachtig zijn, dat we 8 millioen zielen hebben te onderhouden. Wanneer we dat voort willen zetten, moeten er meer handen inden landbouw een stuk werk vinden, opdat straks 6 en niet 2 van die 8 millioen daarin hun brood kunnen verdienen. Wanneer men nagaat, wat het fascisme wil, och dan lijkt dat zoo gek nog niet. De gedachte daar is gezond, want het stelt de landbouw voorop. Zoo moeten ook wij als staat. Wanneer nu nog eens een tweede S.D.A.P.- man zich „ter oriënteering” begaf op economisch gebied en tot de overtuiging kwam, dat de landbouw onmogelijk kan voldoen aan de wenschen van de vakvereenigingsheeren, dat bij voortgaan der zaken, ze straks een leege dop inplaats vaneen half ei zouden bemachtigen, dus dat loonsverlaging in alle bedrijven en bij den staat inde eerste plaats beslist noodzakelijk is, dan zal er nog veel behouden kunnen blijven-. Van herstellen durf ik niet spreken, want de wonden aan den landbouw geslagen, zijn veel te diep. Hoeveel uwer kennissen van voor drié jaar zijn nog boer? Is het dan te stout gesproken, wanneer Ik onder die ongeteakende plaat neerschrijf; „Moedermoord”? Beseften jullie, collega’s, het dan niet, dat een land dat zijn boeren laat omkomen, zichzelf zijn eigen levenskracht ontneemt, zichzelf zijn eigen voeding ontzegt? De landbouw is de voeder van de maatschap p ij, van alle staten, onverschillig welke. De landbouw is de wortel aller bedrijven, doch tevens d e moeder van d e mensch h ei d, want van haar komt alles wat inde eerste plaats dient tot levensonderhoud en wat beslist niet ontbeerd kan worden. Is het dan aan een ieder nog niet duidelijk, dat de boerenstand is de moeder vaneen land?, een natie wordt geboren uit zijn boeren? Wanneer dat iemand nog niet duidelijk is, laat hij dan doen, wat de Drentsche boeren deden, laat hij dan de economie bestudeeren, laat hij trachten de maatschappij te leeren begrijpen. Wanneer iemand als het Eerste Kamerlid Smeenge, geroerd getroffen zich uitdrukt over de Drentenaren, dat hij hen ziet zegevieren in dezen strijd, omdat ze wilden leeren en begrijpen het leven, want de heele strijd inde maatschappij is toch slechts een strijd om het bestaan, om het leven, dan moet daar werkelijk iets meer inzitten, dan enkel eenige mooie zinsneden en leuzen. O, boeren van Nederland, sluit u aaneen tot een hechten band, van de Dollard tot de Schelde, sluit u aaneen inden grooten bond „Landbouw en Maatschappij”, laat u voorlichten door zijn eminenten leider, die al zoo lang voor ons streed, onze voorvechter, wiens zienswijze tot over de grenzen gerespecteerd wordt, den heer Smid, Wanneer dit artikel verschijnt, is er weder een landdag gehouden. Om nog een o; wekkend woord te schrijven over groote opkomst en tol aansporing om toch allen, allen dien landdag te bezoeken, is te laat. Doch aan de bezoekers wordt verzocht na afloop zooveel mogelijk propaganda te maken. Neemt dan uw courant en. gaat er mede naar uw collega’s die anderen laten ijveren, waar ze zelf ook moesten zijn.

No. 24. Tweede Blad.

ingezonden mededeeling. •JOH. HEPKO fifk-ir HORLOGERIE – GOUD ZILVER – OPTIEK LANGESTRAAT 72'TELEF00N 1,8 sSfcBWB Zlchtzendingen franco naar alle plaatsen.

n Poch laat <><* gerust niet-boeren de courant it lezen, want een- of andermaal zal ieder over;t 10‘fïd zijn, dat wat „Landbouw en Maatj schappij” voorheeft, juist is, Boerenbonders! aan u de taak ons ledental !' te vergrooten. Wij zijn duizenden en duizenden, e doch we moeten en we kunnen ons vertien>- voudigen. Niet mopperen en niet klagen, maar r aangepakt! Op stap! e HOLM. l> Een stem uit Overijssel. Den vorigen keer schreef ik, dat het niet – voldoende is, dat wij kunnen zeggen, dat wij t het langst vrij handelaar gebleven zijn en s het langst den gouden standaard hebben gei Ihandhaafd. Het trof mij, dat onze heer Smid tin hetzelfde nummer schreef: | „Wij vreezen, dat, als de economische conferentie te Londen een schijn van hoop geeft op herstel van den vrijhandel inde heele wereld, de nieuwe Regeering op • het oude pad zal doorgaan. En dan zou die | economische conferentie voordenNederlandschen landbouw een nieuwe ramp kunnen z ij n in plaats vaneen zegen, zooals sommigen verwachten.” Dat waren dus geluiden juist tegenovergesteld aan wat wij in al onze groote en kleine bladen kunnen beluisteren. , Onze stedelijke bladen vertellen ons maar steeds, dat we moeten hopen op het hernieuwen van het vrijhandelsverkeer, waarvoor noodig is, een stabilisatie van de valuta, en men vindt het vreeselijk, dat Amerika wil wachten, totdat de goederen op een behoorlijken prijs zijn gekomen, waardoor dus de productie in eigen land weder mogelijk wordt. ' Een zuivere vrijhandelaar wil natuurlijk daar koopen, waar hij het voordeeligste kan koopen en alles overlaten aan vraag en aanbod. Ook onze z.g. vrijhandelaren willen zulks, maar daarnaast stabilisatie van hun inkomen, natuurlijk ook stabilisatie van het geldwezen. Of die menschen het op den duur ook nog zullen kunnen verdedigen, mogen wij gerust betwijfelen. Als wij zelf niet zorgen, ten koste van alles, dat onze eigen productie weder loonend wordt, zal er steeds minder geproduceerd worden en gaat er dus steeds meer kapitaal naar het buitenland voor aan te koopen goederen. Onze handelspolitiek is dan nog wel een tijd gered en onze hooge guldenwaarde maakt het onzen handel gemakkelijk, doch per slot zijn onze eigen productiemiddelen zoo verwaarloosd, dat, al wil men dan dei. goederenaankoop van elders ook stop zetten, om toch niet te veel goud te moeten afgever. aan het buitenland, eenvoudig stopzetten niet mogelijk is en dus ook onze gouduitvoer moet doorgaan totdat ons land niet meer in staat zal zijnde stabilisatie te bewerken op een peil, zooals wij dat graag zouden willen, doch zooals andere landen ons zuilen dicteeren. Dan zal o.a. Amerika en Engeland ons een, heele stap voor zijn; we hebben het dan wel het langst volgehouden, doch of ons land het laatste zal lachen, kunnen wij gerust betwijfelen. Het opheffen van den gouden standaard in Engeland heeft misschien ten doel gehad het concurrentievermogen op de wereldmarkt te vergrooten en dus het bevorderen vaneen lager prijsniveau, terwijl in Amerika juist het prijsniveau wordt opgevoerd. Beide komen echter Op hetzelfde neer; wat dus gezien wordt als een verschil is geen verschil, want in beide gevallen wordt het verschil in belooning tusschen de maatschappelijke groepen opgeheven en vooral hebben beide toch de bedoeling het binnenlandsche bedrijfsleven te bevorderen. Of zooiefs misdadig is, mag gerust betwijfeld worden; wij kunnen zeker veel meer afgeven op onze landspolitiek, die ons eenvoudig door het buitenland laat uitkleeden. Als nu dat uitkleeden maar gelijk verdeeld was, zouden de domme streken wel eerder naar .voren gekomen zijn en hadden onze stedelijke bladen er zeker wel eerder en meer aandacht aan gewijd, doch nu het tot dusver grootendeels kon afgewenteld worden op het platteland en de aan de wereldmarktprijzen onderworpen takken van industrie, nu ontging het natuurlijk de stedelijke handelsmoraal; en de menschen met vastgestelde loonen en salarissen vinden het handeltje ook zeer welkom. Uit dit alles blijkt dus weder, dat onze landbouw en industrie andere belangen hebben dan onze handelsmenschen van Rotterdam en Amsterdam; mogen wij dan ook wel veel waarde hechten aan de wijsheid, die ons door middel der groote bladen wordt voorgehouden en nagepraat door onze provinciale en plaatselijke bladen? Willen wij ons opheffen uit de tegenwoordige achterstelling, dan moeten wij zeker in de eerste plaats front maken tegenover die pers en hebben wij ook te zorgen, dat wij er wat voor inde plaats stellen, en dat is onze pers, ons blad. Onze belangen kunnen wij alleen op deze wijze met elkaar leeren begrijpen en zien wij onze belangen werkelijk goed, dan ook in drommen aaneengesloten front gemaakt tegenover onze belagers en tegenover onze v ij an d en, diezichalsvriend en voordoen. Er staan ons nog meerdere middelen ter beschikking dan alleen rede en overtuiging, doch voor alles dienen wij inde komende maanden ons te versterken, onze gelederen të verdubbelen, ja te vertienvoudigen. Daarom, voor 1 ■ Augustus ieder een lid, tevens abonné op „Landbouw en Maatschappij” aangebracht, en dan met dat verdubbelde aantal den grooten slag slaan, de groote aanéénsluit! ng tot stand brengen, het samensmelten der kleine stroompjes tot beken, tot rivieren. We zijl thans lang genoeg geknecht. A. K-